In dit hoofdstuk bespreekt Marcel Vroegop de opstanding van Jezus Christus uit de dood. Velen noemen de opstanding van Jezus ‘een sterk verhaal’. Het is natuurlijk ook een ongezien gegeven: van dood weer levend worden. Toch overtuigen de feiten rondom deze gebeurtenis uiteindelijk zelfs mensen die aanvankelijk met scepcis ernaar keken. De verslagen laten je echter zien: dit is ‘niet een verhaal, maar een historisch feit’.
Jezus werd gekruisigd, gestoken met een speer en officieel doodverklaard. Zijn lichaam werd gewikkeld in windsels met 75 pond specerijen en in een graf gelegd. Een grote steen sloot het graf af, bewaakt door ‘getrainde soldaten’. Ondanks deze maatregelen was het graf na drie dagen leeg. Bewakers vluchtten in paniek en ooggetuigen zoals Maria Magdalena, Petrus en Johannes troffen het lege graf aan.
In de 40 dagen na Zijn opstanding verscheen Jezus ‘12 keer levend en wel’, aan meer dan 515 mensen, waaronder sceptici zoals Thomas en Jakobus. Marcel legt uit: ‘Soms komt Hij in een huis, soms ergens buiten’. Hij sprak met mensen en at met hen. Paulus schrijft later dat ‘veel ooggetuigen van de opstanding’ nog in leven waren.
Waarom moest Jezus opstaan? Marcel: ‘God is tevreden met de betaling voor de zonde door het offer aan het kruis’. Jezus heeft voldaan aan ‘de eisen van Gods heiligheid en rechtvaardigheid’. Zijn opstanding, zoals voorzegt door de profeten, is cruciaal in Gods reddingsplan. Het is ‘een bewijs van de overwinning’, dat alle schuld is betaald en de relatie met God is hersteld.
De opstanding toont dat wie gelooft in dit offer ‘niet meer onder Gods straf valt’. Marcel benadrukt dat de opstanding van Jezus niet slechts een gebeurtenis uit het verleden is, maar ook een fundament voor het geloof en de redding van mensen vandaag is.