Marcel Vroegop vergelijkt de tijd tussen Hemelvaart en Pinksteren met de spanning die kinderen voelen voor hun verjaardag, waarbij ze wachten op het moment van het cadeau. ‘Jezus is met Zijn menselijk lichaam naar de hemel gegaan, maar Hij belooft zijn Heilige Geest te sturen’, die de harten van de gelovigen zal vervullen en hun geloof versterken. Marcel legt uit dat Pinksteren voor de Joden een ‘groot vreugdefeest’ is, het oogstfeest, waarop de eerste vruchten als offer in de tempel worden gebracht.
Op Pinksteren, tijdens de grote bijeenkomst in de tempel, wordt de Heilige Geest uitgestort. ‘Ineens begint het geweldig te waaien, een krachtige windstoot’, die het huis waar de discipelen zich bevinden vervult met geluid. Tegelijkertijd verschijnen er ‘tongen als van vuur’ die zich op de discipelen vestigen, en zij worden vervuld met de Heilige Geest. Marcel benadrukt dat ‘de Heilige Geest altijd iets uitwerkt en het uiteindelijk zichtbaar wordt’. Vervuld met de Geest kunnen de discipelen niet langer zwijgen; ze beginnen de Heere te loven.
Petrus legt uit dat de komst van de Heilige Geest vervulling is van de profetie van Joël en de psalmen over de Messias. Hij toont aan dat Jezus, die door de Joden werd gekruisigd, de ware Verlosser is. De mensen zijn geschokt en vragen: ‘Hoe kan het weer goed komen tussen God en ons?’ Petrus antwoordt: ‘Bekeer je en laat ieder gedoopt worden in de naam van Jezus Christus tot vergeving van zonden’. Dit betekent dat ze hun leven moeten veranderen, ‘180° draaien’. Het werk van de Heilige Geest is om de vergeving en verzoening door Jezus in de harten van mensen uit te werken.