In het achtste hoofdstuk van Ontdek de Bijbel bespreekt Lydia van Ginkel de hofhouding van God tijdens de tijd van Israël in de woestijn. ‘God woont in een speciale tent, de tabernakel’, en de hofhouding zorgt ervoor dat alles goed geregeld is, net als de hofhouding van een koning. In de boeken Leviticus, Numeri en Deuteronomium wordt beschreven hoe de offerdienst georganiseerd moet worden. Het sleutelwoord in Leviticus is ‘heilig’, wat een levensstijl betekent die ‘rein, zuiver en apart gezet wordt, speciaal voor God’. De offerdienst, hoewel het nu barbaars lijkt, was destijds een manier om herinnerd te worden aan de verzoening die nodig was voor zonden. Lydia legt uit dat ‘de offerdienst op dat moment een plaatje was van wat Jezus zou gaan doen’ als het ultieme offerlam voor vergeving.
In Numeri komt het ongeloof van het volk Israël naar voren wanneer twaalf verkenners het Beloofde Land onderzoeken. ‘Twee vertrouwden op God, maar de rest zag het niet zitten,’ en als gevolg daarvan zouden zij het land niet binnengaan. Dit toont aan dat God rechtvaardig is en ‘je kunt niet ongestraft alles wat onrechtvaardig is toedichten’.
In Deuteronomium, ‘de hartslag van het Oude Testament’, wordt het verbond vernieuwd. Lydia benadrukt dat hoewel het volk telkens zondigde, ‘God altijd zijn woord hield’. Mozes, de bemiddelaar van het oude verbond, is een voorloper van Jezus Christus, die als de ‘volmaakte Middelaar’ het nieuwe verbond instelde door zijn offer aan het kruis, waarmee hij de ‘brug van verzoening tussen God en mensen sloeg’.