Lezen:
Markus 1:14-20
Markus 2:14-17
Markus 6:14-29
Lukas 5:27-32
Johannes 1:19- 52
Inleiding
Een rabbi (een joodse leraar) moest volgens de joodse misjna voldoen aan drie leefregels: 1. Ten eerste moest hij weloverwogen zijn in zijn oordeel. 2. Ten tweede moest hij er voor zorgen dat hij veel volgelingen had. 3. En ten derde moest hij een beschermer zijn van de wet van Mozes. Nu was de Heere Jezus natuurlijk geen gewone rabbi (leraar). Hij was de ‘grote Profeet’, de Zoon van God die het volk zou onderwijzen in de ‘weg naar de zaligheid’. Rabbijnen werden er in getraind om het onderwijs van hun leraar te herhalen, maar Jezus kwam met een heel nieuwe boodschap. Vaak tot ergernis van de godsdienstige leiders. Toch leek Jezus veel op een rabbi. Hij had net als hen een eigen groep volgelingen. In het Nieuwe Testament worden de volgelingen van Jezus discipelen genoemd, wat ‘volgeling’ of ‘leerling’ betekent. We weten dat Jezus’ discipelen later ook de boodschap van hun leraar (de Heere Jezus) hebben doorgegeven en verspreid (Mattheüs 28:16-20).
De eerste discipelen
Wie waren die discipelen eigenlijk? Hun namen worden in het Nieuwe Testament vaker genoemd. Het waren heel verschillende mensen. Onder hen waren vissers, die door de mensen ook wel de ongeletterde en eenvoudige mensen uit het volk werden genoemd (Handelingen 4:13). Van Mattheüs weten we dat hij redelijk welgesteld was. Hij was belastingcontroleur aan de grens van Galilea, dicht bij Kapernaüm (Mattheüs 9:9). Dat betekende dat hij zo’n beetje samenwerkte met de gehate Romeinen en dat zal hem binnen de joodse gemeenschap niet in dank zijn afgenomen. Tollenaren stonden bekend als corrupte mensen. Van de anderen is ons weinig bekend. In de evangeliën van Mattheüs, Marcus en Lukas vinden we een lijst van de discipelen (Mattheüs 10, Marcus 3 en Lukas 6). Jezus’ discipelen waren heel gewone mensen, door Hem geroepen om grote dingen te doen. Van de twaalf discipelen weten we dat ze steeds in de nabijheid van de Heere Jezus waren. Later lezen we nog van 72 anderen die door Jezus worden uitgezonden om het Evangelie door te geven (Lukas 10:1-12). We lezen ook regelmatig van een aantal vrouwen die tot de volgelingen van Jezus behoorden. Bijvoorbeeld Maria Magdalena (Lukas 8:2), Johanna en Maria, de moeder van Jakobus, enz. (Lukas 24:10). Het is dus duidelijk dat er meer volgelingen van de Heere Jezus zijn geweest dan alleen de twaalf. Maar van de twaalf lezen we dat ze steeds in de nabijheid van Jezus waren en dat ze ook als zodanig door Hem geroepen waren. Nadat de tijd van de verzoekingen (zie vorige les) voorbij was ging Jezus terug naar de Jordaan, naar de plaats waar Johannes de Doper was (Johannes 1:29). Toen Johannes Jezus zag, sprak hij de bekende woorden: ‘Zie het Lam van God, dat de zonden van de wereld wegneemt’. Johannes wees de mensen op de taak en het doel van Jezus waarvoor Hij naar deze aarde was gekomen. Hij zou zichzelf opofferen als een Lam, dat geslacht wordt. Hij zou Zijn leven geven aan het kruis op Golgotha om mensen die schuldig staan tegenover God te verlossen van de zonden. Om zondige mensen te verzoenen met God. Johannes wees de mensen op het Lam van God! De volgende dag stond Johannes weer met twee van zijn volgelingen bij de Jordaan (Johannes 1:35). De ene heette Johannes en de andere Andreas. In het Bijbelboek Johannes wordt alleen de naam van Andreas genoemd, maar we weten dat Johannes (de discipel en schrijver van het bijbelboek) altijd zijn eigen naam weglaat. Terwijl Johannes de Doper daar met deze mannen stond te praten, zag hij Jezus lopen. En weer riep hij uit: ‘Zie het Lam van God’ (Johannes 1:36). Toen Andreas en Johannes dat hoorden, gingen ze meteen achter Jezus aan. Jezus merkte dat ze Hem volgden. Hij keerde zich om en vroeg: ‘Wat willen jullie’? Johannes en Andreas vroegen: ‘Rabbi, (Meester) waar woont U’? Jezus antwoordde: ‘Kom maar kijken’. Zo volgden de twee volgelingen van Johannes de Doper als eersten Jezus. Ze kwamen op de plek waar Jezus op dat moment verbleef en bleven die dag bij Hem (Johannes 1:40). Zelfs de tijd van deze gebeurtenis wordt ons in de Bijbel genoemd: ongeveer het tiende uur (vier uur ‘s middags).
Een blij bericht, ook voor anderen
Andreas en Johannes hebben een onvergetelijke ontmoeting gehad met de Heere Jezus. Wat ze precies besproken hebben weten we niet vanuit de Bijbel, maar we weten wel dat het gesprek grote indruk op hen heeft gemaakt. Ze kunnen er niet over zwijgen. Johannes en Andreas gingen na deze ontmoeting direct anderen opzoeken. Ze wilden hun blijdschap met anderen delen. Ze hebben de Messias gevonden! De lang beloofde Zaligmaker. En dat moesten anderen ook weten (Johannes 1:41- 43). Andreas ging meteen naar zijn broer Simon en vertelde wat hij gehoord heeft van Jezus. Hij kon er niet over zwijgen. Hij heeft de Messias gevonden. En wat deed Andreas toen? Er staat in de Bijbel dat hij zijn broer tot Jezus bracht (Johannes 1:43). Wat schitterend! Andreas hoorde eerst zelf van de Heere Jezus, maar wilde die boodschap meteen aan anderen doorgeven. Hij leidde zijn broer tot Jezus! Dit is echt een karaktertrek van een volgeling van Jezus. Als je de blijdschap van het evangelie van Jezus Christus kent, gun je die blijdschap aan iedereen. En wat deed Simon? Hij luisterde naar zijn broer. Hij ging met hem mee naar Jezus (Johannes 1:43). De ontmoeting die daar volgde is aangrijpend. Simon zou later een grote plaats innemen in de kring van de discipelen. En daar wilde Jezus hem hier al op voorbereiden. Hij gaf Simon een andere naam. Eerst heette hij Simon, de zoon van Jona, maar van die dag af zou hij Petrus heten. Petrus betekent: ‘Rots’. Jezus voorzegde dat Hij zou maken dat Simon een Petrus zou worden. Later kwam Jezus op deze woorden terug (Johannes 21:15-17). Zo waren er ondertussen drie mannen die Jezus als Zaligmaker en Messias hebben herkend en erkend. Eerst Johannes en Andreas, maar al snel volgde Simon, de broer van Andreas. In de Bijbel lezen we dat er de volgende dag nog twee mannen bijkwamen (Johannes 1:44). Eerst ontmoette de Heere Jezus onderweg naar Galilea Filippus. Jezus zei tegen hem maar een paar woorden. ‘Volg Mij’! Maar dat was genoeg. Jezus zei hier: ‘Sluit je bij Mij aan en kom achter Mij’. Jezus zou later nog vaker deze woorden gebruiken om een discipel te roepen, maar daar komen we later op terug. Een ding is wel duidelijk: wie Jezus riep was gehoorzaam aan Zijn oproep. Dood van Johannes de Doper Ondertussen lezen we niet veel meer in de Bijbel over Johannes de Doper. We lezen in Markus dat Johannes overgeleverd was. Hij was dus gevangen genomen. Later is Johannes door Herodes gedood (Markus 6:14-29). Zijn prediking was ten einde. Nu hoefde het ook niet meer. Johannes de Doper was niet meer dan de voorloper van Jezus. Hij heeft de mensen gewezen op het Lam van God dat de zonden van de wereld wegneemt. Nu heeft Jezus Zich openbaar gemaakt en Johannes’ eigen woorden werden vervuld: ‘Hij moet meer, maar ik minder worden’ (Johannes 3:30). Johannes verdween van het toneel en de volle lichtbundel werd gericht op de beloofde Messias.
Nathanaël
Voordat Jezus Galilea bereikte was er nog iemand toegevoegd aan de groep volgelingen rondom Hem. Dit keer was het Filippus die iemand tot Jezus bracht. Dat gebeurde op een wonderlijke manier (Johannes 1:46-52). Filippus ging naar een zekere Nathanaël en net als Andreas kon hij niet zwijgen over de ontdekking van de Messias. ‘Wij hebben Hem gevonden over Wie Mozes in de wet geschreven heeft, en ook de profeten, namelijk Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazareth.’ ‘Uit Nazareth?’ vroeg Nathanaël verwonderd. ‘Kan uit dat verachte plaatsje Nazareth iets goeds vandaan komen?’ ‘Kom maar mee’, antwoordde Filippus ‘dan kun je Hem zien’. En zo ging Nathanaël met Filippus mee naar de Heere. Toen Jezus hem zag komen, zei Hij: ‘Zie, werkelijk een Israëliet in wie geen bedrog is.’ Hierover was Nathanaël verbaasd. ‘Vanwaar kent U mij?’ Hoe kon Jezus hem kennen? Hoe wist Hij aan de buitenkant wat er binnenin hem leefde? Jezus antwoordde: ‘Voordat Filippus u riep, toen u onder de vijgenboom was, zag Ik u’. Hier blijkt iets van de alwetendheid van Jezus. Later zou nog vaker blijken dat Jezus de harten en gedachten van mensen doorziet. Hij weet wat er in ons woont. Hij kent onze gedachten. En dit verbrak het hart van Nathanaël. Hij riep uit: ‘U bent de Zoon van God’. Jezus wees hem er op dat hij geloofde omdat Jezus precies wist wie Nathanaël was en waar hij was, maar dat Nathanaël nog veel grotere dingen zou zien dan deze (Johannes 1:51). Nu de Heere zo een aantal mannen rond Zich heen had, kon Zijn grote taak beginnen. Hij vroeg hen persoonlijk om Hem te volgen. Dat zien we in de volgende geschiedenis gebeuren.
Van visser tot ‘visser van mensen’
Jezus kwam in Galilea. We lezen dat Hij hier predikte ‘het Evangelie van het Koninkrijk Gods’. Zijn boodschap was:‘De tijd is vervuld en het Koninkrijk van God is nabijgekomen; bekeer u en geloof het Evangelie.’ (Markus 1:15). Het is alsof Jezus zei: ‘De tijd is aangebroken dat de Messias zich zal openbaren aan de mensen. Het is nu de tijd dat u zich bekeert en gelooft’. En vanaf dit moment koos Jezus volgelingen uit om Hem te volgen op Zijn dagelijkse tocht onder de mensen. We lezen in vers 16 dat Jezus wandelde bij de Galilese zee. Hij kwam dan bij het strand van het meer van Galilea, aan de noordwestkant, nabij het plaatsje Kapernaüm en Bethsaïda. Jezus zag daar twee bekende mannen bezig met het uitwerpen van visnetten. Het waren Petrus en Andreas, twee broers. Na hun eerste kennismaking met Jezus zijn ze blijkbaar weer met hun dagelijks werk verder gegaan. Handig wierpen ze het net in het water. De gewichten aan de buitenkant van het net trokken het net omlaag. Als een kleine tent bedekte het de vis. Daarna werd het touw aangetrokken en het net sloot zich aan de onderzijde. Enige tijd later werd het net geleegd op het strand. Vol aandacht keek Jezus naar dit schouwspel. Hoe goed kon Hij deze mannen gebruiken bij Zijn werk. Ze konden Hem helpen bij het brengen van het Evangelie aan de mensen. Hij zag hun toewijding, hun liefde waarmee ze hun werk deden. En Hij riep: ‘Kom achter Mij, en Ik zal maken dat u vissers van mensen wordt’. (Marcus 1:17) Wonderlijk eigenlijk! Deze machtige Heiland heeft het helemaal niet nodig om door mensen gediend te worden en toch wil Hij mensen gebruiken in Zijn dienst. Hij sprak slechts een paar woorden tot Petrus en Andreas: ‘Kom achter Mij’, ‘Volg Mij’. Maar die paar woorden hadden zoveel kracht dat er in vers 18 staat dat zij meteen hun netten verlieten en Hem volgden. Dat is het gevolg van het roepen van God. Mensen gaan volgen! Door de kracht van Zijn Woord neemt Hij alle bezwaren weg en dan gaan we Jezus volgen. Vanuit deze geschiedenis roept Jezus ook ons toe: ‘Volg Mij’. Toen Jezus een stukje verder liep, zag Hij nog twee vissers. Het waren Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs. En ook tegen hen zei Jezus: ‘Volg Mij’. Ook van deze twee mannen staat er dat ze hun vader verlieten en Jezus volgden (Mattheüs 4:22). Wat een schitterende les ook voor ons! God wil in Jezus een ontmoeting met mensen. Jezus wil dat er mensen zijn die Hem volgen. Hij wil dat er mensen zijn die Hem gaan dienen. Hij wil mensen gebruiken om het blijde Evangelie te verkondigen over de hele wereld. Later kregen de discipelen van Jezus de opdracht het Woord van God te prediken aan alle volken (Mattheüs 28:19). Jezus roept ook u en jou om Hem te volgen. De discipelen begonnen niet te ‘ja-maren’, ze spraken niet tegen, lieten Jezus ook niet praten of negeerden Hem, maar volgden Hem onvoorwaardelijk. Talloze mensen in onze tijd nemen het Woord van God niet serieus. Zij luisteren niet naar de oproep die God daarin aan ieder mens doet. Zij horen het mogelijk nog wel aan, maar zij volgen Jezus nog steeds niet. Deze geschiedenis laat ons zien dat we niet alleen Gods roepstem moeten horen, maar ook concreet Jezus moeten gaan volgen in ons leven. Dat is de weg naar de gelukzaligheid! Dat blijkt heel concreet uit de volgende gebeurtenis.
Wie gezond zijn, hebben geen dokter nodig
In de Bijbel staat de geschiedenis van nog iemand die door Jezus geroepen werd. Het was Levi, een tollenaar. Iemand die zich bezig hield met niet al te beste praktijken. Toch vertelt de Bijbel dat Jezus juist gekomen is om het verlorene te zoeken en zalig (werkelijk gelukkig) te maken. Dat vinden we dan ook terug in de keus van Zijn discipelen. Jezus koos niet voor glitter en glamour. Hij koos niet voor eer en aanzien. Jezus heeft ieder mens op het oog, ongeacht wie hij of zij dan ook is. Hij kwam om het verlorene te redden. Jezus zegt: ‘Wie gezond zijn,(gaat hier om ‘wie meent gezond te zijn’ … hoe wordt dat duidelijk?) hebben geen dokter nodig, maar wie ziek zijn. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen maar zondaars tot bekering te roepen’ (Marcus 2:17). Deze tekst maakt ons duidelijk voor wie Jezus is gekomen. Jezus is gekomen voor mensen die (geestelijk) ziek zijn. Hij is gekomen om het verlorene te redden. Om dit goed te begrijpen gaan we nog even terug naar de eerste lessen. In de woorden van Jezus gaat het om iemand die ziek is. Iemand die verloren is. Dat is de ernstige (geestelijke) realiteit van het leven. Jezus zegt zelf: ‘Wie gezond zijn, hebben geen dokter nodig’. Jezus is niet gekomen om nette, brave, fatsoenlijke en kerngezonde mensen zalig te maken. Nee, Hij is gekomen voor mensen die ontdekt hebben dat ze (geestelijk) ziek zijn (Marcus 2:17). Mensen die zichzelf zien door de ogen van God. Die beseffen dat zij niet meer zijn zoals God hen geschapen heeft. Aan dat beeld kunnen wij niet meer voldoen (Jesaja 59:2). In geestelijk opzicht is deze mensheid door de zonde getroffen door een dodelijke ziekte die de eeuwige dood tot gevolg heeft. De diagnose van ons leven is volgens de Bijbel ernstig (Romeinen 3), maar God heeft in Zijn oneindige liefde voor een oplossing gezorgd. Hij is gekomen om het verlorene te redden en deze ernstige (geestelijke) ziekte te genezen! (Romeinen 5:8) Dit zijn waarheden die we steeds weer tegenkomen als we het leven van Jezus zien. We horen Hem scherp prediken tegen de Farizeeën en de Schriftgeleerden die alles zo goed weten, behalve dat ze zondaar zijn voor God. Maar tegen de mensen die beseffen dat zij echt een Redder nodig hebben (een Verlosser van de zonden), spreekt Hij vol liefde en bewogenheid. Jezus kon tot tranen toe bewogen zijn over het eeuwig welzijn van mensen (Lukas 19:41-42). Steeds weer wees Hij hun op de noodzaak van bekering en het geloof in Hem. In de volgende gebeurtenis krijgen we een duidelijk voorbeeld van Jezus’ liefde voor het verlorene.
Volg Mij na!
Dicht bij Kapernaüm, vlak langs het meer van Galilea, liep de grote verkeersweg naar Damascus. Op een gegeven moment kwam deze weg vlak bij de buitenwijken van de plaats Kapernaüm uit. Op dit punt stond een groot huis, het tolhuis. In onze tijd noemen we zoiets het belastingkantoor. Alle handelaren die deze plaats voorbij reisden moesten op dit punt stoppen en tol (belasting) betalen (Mattheüs 9:9). In dat tolhuis zat een man; hij heet Levi. Hij had het enorm druk met zijn zaakjes. De route waarlangs zijn tolhuis lag, was een belangrijke route. In die tijd heersten de Romeinen over het land Palestina. Levi was dus in dienst van de Romeinen. In opdracht van de Romeinen vroeg hij tol van zijn eigen volksgenoten. Juist hierom was hij een veracht man. Het is te begrijpen dat de Joden niets moesten hebben van de tollenaren, zoals zij werden genoemd. Van de tollenaren was bekend dat zij meer tol vroegen dan de Romeinen eisten. Het teveel aan betaalde tol hielden ze dan voor zichzelf. En zo zat Levi daar in zijn kantoor. Veracht door de mensen (Markus 2:16). Rijkdom ontbrak hem niet, maar het was gestolen rijkdom! Hij had alles wat zijn hartje begeerde en toch was hij innerlijk arm. Het ontbrak aan vrede in zijn hart. Wat heb je aan alle rijkdom van deze wereld als je geen vrede en blijdschap van binnen hebt? Op zekere dag kwam Jezus langs bij het tolhuis. Samen met Zijn discipelen wandelde Hij over de weg. Toen Jezus bij het tolhuis was gekomen, stond Hij stil. Hij keek naar binnen en zag Levi zitten. Een mens levend voor het hier en nu. Levi, een man die alles bezat en toch een verlorene was omdat hij zonder God leefde. Jezus zag die man zitten en draaide Zijn hoofd niet om! Hij zag de nood van deze mens en weer sprak Jezus die bekende woorden: ‘Volg Mij!’ (Lukas 5:27) ‘Leef toch niet verder in je zondige leven, maar bekeer je tot Mij. Kom vanachter je schrijftafel en volg Mij na’. Ook voor Levi waren deze woorden van Jezus te sterk. In de Bijbel staat dat Levi de oproep van Jezus direct opgevolgd heeft (Markus 2:14). Hij stond meteen op en volgde Jezus. Wat zal Levi blij en dankbaar geweest zijn dat Jezus nog naar hem heeft willen omkijken. Naar een mens waar verder iedereen met een boog omheen liep. Naar een mens die veracht was om zijn zondige leven. Wat blijkt hier duidelijk: Jezus is gekomen om het verlorene te redden! Levi wilde zijn dankbaarheid uiten en maakte een maaltijd klaar. Daarbij nodigde Levi al zijn vrienden uit. En, begrijpelijk, dat is niet zo’n best gezelschap geweest! ‘Om zondaren te roepen tot bekering’ De Schriftgeleerden en de Farizeeën waren verontwaardigd en zeiden tegen de discipelen: ‘Waarom eet en drinkt u met tollenaars en zondaars?’ Zij begrepen er helemaal niets van dat Jezus is gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren is. Zij dachten dat Jezus alleen was gekomen voor mensen die het waard zijn dat Jezus naar hen omzag. Jezus gaf een duidelijk antwoord: ‘Wie gezond zijn, hebben geen dokter nodig, maar wie ziek zijn. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen maar zondaars tot bekering te roepen’ (Lukas 5:31-32). We hoeven ons voor God niet beter voor te doen dan we zijn. We mogen en moeten zelfs komen zoals we zijn! Jezus wil zondaren zalig maken. Hij vraagt dus niet eerst iets van ons. Hij zoekt het verlorene en roept ons toe: ‘Volg Mij!’ Zo is ook Levi (Mattheüs) een discipel geworden van Jezus. In Johannes 6:37 kunnen we lezen: ‘Wie tot Mij komt, zal Ik beslist niet uitwerpen’. Wie tot Jezus komt wordt met liefdevolle armen ontvangen. Want Jezus is gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren is!
Tot slot
We hebben in deze les gezien dat Jezus een groep van twaalf discipelen rond zich heen gekregen heeft. Verschillende discipelen hebben de woorden van de Heere later opgeschreven, zodat we nog veel van de woorden van Jezus weten. God heeft ervoor gezorgd dat op die manier veel over het leven van Jezus bekend is. ‘Volg Mij’, sprak de Heere Jezus. Ze waren gehoorzaam en volgden Hem. Zo hebben ze gezien hoe Jezus tot de mensen sprak. Ze hebben gezien hoe Hij de zieken genas en dat Hij wonderen deed. Ze hebben gezien hoe Hij Zijn leven gaf aan het kruis op Golgotha. Ze waren ooggetuigen van Zijn opstanding uit de dood. Later hebben ze vol ijver en vuur het Evangelie gebracht aan vele anderen, zodat ook tot ons vandaag de stem van Jezus klinkt: ‘Volg Mij’!