Inleiding

Stel je voor. Je hebt een buurjongetje dat enig kind is! Z’n vader is dol op hem. En dat laat hij goed merken ook. Eerlijk gezegd verdenk je je buurman er van dat hij zijn zoontje behoorlijk verwent. Op een dag hoor je je buurman tegen zoonlief zeggen: ‘Jongen, ik ben zo trots op je en ik houd zoveel van je, ik beloof je dat je een mooie nieuwe fiets van mij krijgt’. Het ventje springt natuurlijk een gat in de lucht! ’Oh, papa, dan bent u de liefste papa van de hele wereld‘. ‘Dat wist ik al’, hoor je de buurman zachtjes zeggen. Je begrijpt, die dag kan voor beiden niet meer stuk. Je buurjongetje ziet zichzelf al op een prachtige fiets rondrijden. En de buurman is blij dat hij dit voor zijn kind kan doen. Hij weet dat hij er een groot deel van zijn verdiende spaarcentjes voor opzij zal moeten leggen, maar hij geeft het uit liefde voor zijn enige kind. Hij heeft er alles voor over! Maar wat gebeurt er de volgende dag? Je lieve buurjongetje begint om iets kleins z’n vader uit te schelden! Hij wordt zo agressief dat hij zijn vader begint te schoppen en te slaan. In kwaadheid smijt hij de hele kamer overhoop, kijkt brutaal z’n vader aan en zegt: ’Je bent mijn vader helemaal niet, je hebt niets over me te zeggen, denk je dat ik nog langer naar jou luister?’ Vanaf dat moment loopt zoonlief met een verwaand gezicht in huis rond en doet net alsof zijn vader er niet is. Je begrijpt, je buurman is radeloos. Wat moet hij nu doen? Hij kan natuurlijk zijn zoon een flink pak rammel geven. Of hij kan zijn zoon alleen achterlaten en weggaan. Hij kan proberen een gesprek aan te knopen of proberen een straf te bedenken om het ventje tot inkeer te brengen. Eén ding is in ieder geval duidelijk: het kind is ongehoorzaam, brutaal, opstandig en verwaand. Het kind heeft geen enkel recht meer om die mooie fiets te krijgen. Tegelijk is er een vader die verdriet heeft vanwege de belediging, de pijn, het onrecht en de smaad die hem is aangedaan. Hoe moet dit verder? Dit voorbeeld moet je in gedachten houden als we het hebben over de belofte van God in het Oude Testament. In de vorige les hebben we gezien hoe de mens van God is afgevallen. Er ontstond een diepe kloof tussen de mens en God. Het schitterende verbond tussen God en mensen lag aan scher ven. We hebben ook gezien hoe God de mens opzocht en hem Zijn belofte gaf. Een belofte van redding en van verlossing. Een belofte van bevrijding van de heerschappij van de zonde en de satan. In de cursus gaan we vanaf nu de boeken van het Oude Testament door om uiteindelijk de vervulling van al die beloften te zien in de komst van de Redder van deze wereld, de Heere Jezus Christus.

Van kwaad tot erger

Na de val van de mens (de zondeval) zijn Adam en Eva uit het paradijs verdreven. De prachtige hof moesten zij verlaten. We kunnen in de Bijbel lezen hoe de mens buiten het paradijs verder moest leven. Adam moest met het zweet op zijn gezicht (met behoorlijke inspanning) zijn brood verdienen en Eva zou met smart kinderen voortbrengen (Genesis 3:16-19). Het eerste kind dat Adam en Eva kregen gaven zij de naam Kaïn. Die naam bete kent: ‘Ik heb een man van de Heere gekregen’. Eva dacht wellicht hier al aan de komende Verlosser. Maar dat liep heel anders. Kaïn bleek in het opgroeien juist niets van God te wille weten. Dat was heel duidelijk zichtbaar toen hij zijn offers met tegenzin bracht. Voor de mensen was dat onzichtbaar, maar voor God niet. Daarom staat er in de Bijbel dat de Heere God het offer van Kaïn niet aan nam (Genesis 4). Dit in tegenstelling tot het offer van Abel, Kaïns jongere broer, dat wel met liefde gebracht werd. Haat en jaloezie namen Kaïns hart in bezit en op zekere dag sloeg hij zijn broer dood. Kaïn keerde zich af van God, hij vluchtte bij de Heere God vandaan. Hetzelfde vluchtgedrag was te zien bij Adam en Eva. Ze zondigden en hielden zich verborgen voor God. Tot op de dag van vandaag zie je veel mensen bij God vandaan vluchten, omdat ze iets in hun leven te verbergen hebben voor God. Kaïn wilde God niet erkennen zoals zijn broer Abel (Genesis 4:9-16). Kaïn vluchtte weg naar het oosten, de wijde wereld in, waar niets hem meer herinnerde aan alles wat hij thuis gehoord had over de beloofde Verlosser. In Kaïn zien we duidelijk hoe vijandig de mens is komen te staan tegen over God. Op dit punt aangekomen lijkt het alsof het kwaad het heeft gewonnen in Gods schepping. Maar God ging door met Zijn belofte! Adam en Eva kregen nog een zoon die zij Seth noemden. Seth betekent: ‘plaatsvervanger’. Abel, die de Heere God lief had, werd gedood, maar God gaf een plaatsvervanger. Vervolgens kreeg Seth een zoon die Enos werd genoemd. Dan staat er in de Bijbel: ‘Toen begon men de naam van de Heere aan te roepen’ (Genesis 4:26). Wat een genade en trouw. God houdt zich aan Zijn belofte!
Ondertussen ging het geslacht van Kaïn steeds verder en verder weg van God. Vertier, gemak en grootspraak werden daar werkelijkheid.

Twee groepen mensen

Er ontstonden twee groepen mensen. Men sen die in de belofte van God geloofden (Enos) en mensen die daar niet in geloofden (Kaïn). Door de hele wereldgeschiedenis heen zien we deze twee groepen terugkomen. We zien in Genesis 6 dat het verschil tussen deze twee groepen steeds kleiner werd. Er staat in de Bijbel dat de zonen van de mensen die geloofden zich gingen vermengen met de dochters van de mensen die niet in God ge loofden. Opmerkelijk is dat die mengel moes niet in God ging geloven maar zich juist van Hem afkeerden. Tenslotte geloofde niemand meer in de belofte van God. Niemand zag meer uit naar de komst van een Verlosser. Toen werd het donker in de oude wereld. De zonde werd openlijk bedreven en het leek alsof de satan het gewonnen had. In Genesis 6:5 en 6 lezen we: ‘En de Heere zag dat de mens op de aarde door en door slecht was; en heel de gedachtenvorming van zijn hart was te allen tijde alleen maar slecht. Toen berouwde het de Heere dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het bedroefde Hem in Zijn hart’. Aangrijpend!

De zondvloed

Toen kwam het uur van Gods ingrijpen (Genesis 6). Gods heiligheid en rechtvaardigheid konden de zonde niet langer aanzien. Toch bleef God ook barmhartig en genadig. God gaf aan Noach de opdracht om een ark te maken. Iedereen die geloofde in de woorden van God kreeg de mogelijkheid om aan de verdrinkingsdood (de zondvloed) te ontkomen door de ark binnen te gaan. Uiteindelijk bleek alleen Noach met zijn familie gehoorzaam te zijn aan Gods bevel. Onder de bespotting van de mensen om hen heen maakten zij gebruik van Gods reddingsmiddel. God sprak door middel van de zond vloed, die de aarde geheel met water bedekte. De goddeloze mens werd het zwijgen opgelegd, terwijl Noach met zijn zonen en een groot aantal dieren gespaard bleef in de ark. Met Noach bevestigde de Heere God opnieuw Zijn verbond (Genesis 9). Noach kreeg er zelfs een teken bij. De regen boog (hoewel een natuurkundig verschijnsel) werd nu een bewijs van Gods trouw! God zou ervoor zorgen dat niet het kwaad het zou winnen in Zijn schepping, maar dat Zijn belofte van herstel en verlossing vervuld zou worden. God vormt Zijn eigen volk

Abraham

In de tweede helft van het boek Genesis wordt de schijnwerper gericht op één man in het bijzonder: Abraham met zijn vrouw en kinderen. God koos Abraham uit om van hem en zijn nakomelingen een volk te maken dat in een bijzondere relatie tot Hem zou staan. God zou Zichzelf aan hen bekend maken en hen Zijn beloften en wetten geven. Zij zouden op hun beurt God bekendmaken aan de andere volken van de wereld. We lezen in Genesis 12 dat de Heere Abraham riep uit het land van Haran. God sloot een verbond of overeenkomst me Abraham. In een plechtige ceremonie beloofde Hij dat Abrahams nakomelingen zo talrijk zouden zijn als de sterren aan de hemel en dat ze het land Kanaän zouden beërven. God gaf Abraham een persoonlijke zegen (‘Ik zal u zegenen’), die zou uitgroeien tot een nationale zegen (‘Ik zal u tot een groot volk maken’). Die persoonlijke en nationale zegen zouden uiteindelijk zelfs leiden tot een universele zegen die de hele mensheid ten goede zou komen (‘In u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden’) (Genesis 12:2-3). In Genesis 15 beloofde de Heere God aan Abraham nageslacht tot in eeuwigheid. Hier zien we duidelijk weer de gouden draad uit de Bijbel naar boven komen. Uit Abraham zou een groot volk geboren worden. Het volk Israël. En uit dit volk zou later de Heere Jezus geboren worden. Dit ging voor Abraham door een onmogelijke weg heen. Hij was al oud geworden en zijn vrouw was onvruchtbaar. Toch vervulde God wat Hij beloofd had. Abraham kreeg een zoon en noemde hem Izaäk. Op een dag beproefde God Abraham door hem te gebieden zijn zoon Izaäk te offeren. Abraham gehoorzaamde en wilde zijn zoon offeren op de berg Moria. God zag de gehoorzaamheid van Abraham en verhinderde het offeren van Izaäk door Zelf voor een offerlam te zorgen (Genesis 22). De berg Moria werd later de tempelberg genoemd, een deel van de berg Sion, de plaats waar Jezus Christus gekruisigd werd. Hier zorgde God voor het grote offerlam, dat in de plaats van mensen zou sterven. Voor Abraham was deze gebeurtenis een duidelijke verwijzing naar Gods reddingsplan.

Izaäk – Jakob

God bleef trouw aan Zijn belofte! Steeds weer herinnerde God de mens aan de belofte van de komst van een Verlosser. Izaäk trouwde met Rebekka en kreeg twee zonen. Jakob en Ezau. Ook in hen zijn de twee groepen binnen het mensengeslacht weer zichtbaar. Maar ook bij hen vinden we de lijn van het verbond en de belofte weer terug. We lezen in Genesis 35:1-15 dat God ver scheen aan Jakob. God richtte met hem een verbond op. God beloofde een talrijk nageslacht maar ook het land Kanaän. Jakob noemde die plaats Beth-El, omdat de Heere daar aan hem was verschenen. Dat betekent ‘huis van God’. God gebruikte de vele moeilijke ervaringen uit Jakobs leven om hem dichter tot Zich te brengen en hem van een sluwe misleider te veranderen in een man die zijn vertrouwen op God stelde. Jakob kreeg verschillende zonen. Een van die zonen noemde hij Jozef.

Jozef

Jakob hield veel van Jozef, tot jaloersheid van de broers van Jozef. Op een dag, toen Jozef eropuit trok om zijn broers te bezoeken, stopten ze hem in een lege waterput en verkochten hem vervolgens aan kooplui die op weg waren naar Egypte. In Egypte aangekomen werd Jozef als slaaf verkocht aan een zekere Potifar, een belangrijke ambtenaar aan het hof van de farao. De vrouw van Potifar wilde overspel plegen met Jozef. Maar toen Jozef haar pogingen afwees en aangaf dat dit zonde tegen God zou zijn, schreeuwde ze het uit dat ze verkracht werd. Jozef werd hierop in de gevangenis gegooid. Hoe moeilijk deze omstandigheden ook waren, in de Bijbel lezen we dat de Heere met Jozef was (Genesis 39:21). God gaf aan Jozef uitleg over een droom die de farao droomde. Farao raakte diep onder de indruk en stelde Jozef hierop aan als onderkoning en maakte hem verantwoorde lijk voor alle voedselopslag en de verdeling daarvan. In het land Kanaän brak ondertussen hongersnood uit. De broers van Jozef kwamen (naar Gods plan) in Egypte om voedsel te halen. Jozef hield zijn identiteit eerst nog een poosje verborgen, maar uiteinde lijk vertelde hij hen wie hij was. Hij vergaf hen hun vroegere daad van harte en vroeg met klem om zijn bejaarde vader Jakob en hun gezinnen mee te brengen en zich te vestigen in Egypte. God zorgde op deze wijze voor het in stand houden van het geslacht van Abraham, Izaäk en Jakob en hield zo ook Zijn belofte in stand. Hier eindigt het boek Genesis.

God blijft trouw aan zijn belofte

We zagen in deze les de grote trouw van God. Steeds weer herinnerde God de mens aan de belofte die Hij aan hen gegeven had, namelijk de komst van een redder voor deze wereld. Hij zou geboren worden uit het geslacht van Abraham, Izaäk, Jakob en Jozef. Op de diepte punten in de geschiedenis liet God zien dat Hij vasthield aan Zijn belofte. Verder zagen we steeds weer twee groepen mensen in de geschiedenis: één groep die wel en één groep die niet in God geloofde. We zagen ook twee machten aan het werk: de macht van satan, die probeert om het werk van God te verbreken, de mens in de ellende te storten en in vijand schap te zetten tegenover God. En de macht van God, Die het behoud van de mensen zoekt en trouw blijft aan Zijn belofte van redding en verlossing. Denk nog even aan het voorbeeld van de vader en zijn kind. Wat deed God toen de mens Hem verliet, Hem op Zijn hart trapte en beledigde? Hoewel de mens het verdiende dat God Zijn belofte introk deed God dit niet. Waarom niet? Omdat God opnieuw Zijn eenzijdige liefde stelde tegenover de liefdeloosheid en vijandschap van mensen. Wij mogen weten dat Gods belofte uiteindelijk vervuld is! Wij mogen weten dat de strijd een overwonnen strijd is. De satan richt nog wel veel schade aan, maar zijn macht is gebroken. Want Gods belofte is vervuld! Jezus Christus is gekomen! Hij heeft de dood en de macht van het kwaad en de duivel overwonnen. Via Jozef, de zoon van Jakob, komen we bij Mozes. Een nieuwe periode in de geschiedenis breekt aan. Vanuit de periode van de aartsvaders gaan we verder in de periode van de profeten. Maar daarover in de volgende les meer.

De uitleg van de Bijbel,
speciaal voor kinderen

Ga naar ontdek de bijbel voor kinderen
Ontdek de bijbel voor kinderen

Vragen over de Bijbel? Stel ze gerust!

We kunnen ons voorstellen dat er vragen bij je bovenkomen tijdens je ontdekkingstocht. Als wij je kunnen helpen dan doen we dat graag.

Laat een reactie, opmerking of vraag achter via ons contactformulier. Dan zullen we daar zo snel mogelijk op antwoorden.

Stel je vraag