Inleiding

Misschien hebt u het zelf wel eens meegemaakt; verhuizen! Daar komt heel wat bij kijken. Om te beginnen gaan we eerst kijken naar de woning die ons wordt aangeboden. We lopen er eens omheen en als het kan proberen we ook even binnen te kijken. We vragen eventueel een deskundige om advies en bestuderen de technische gegevens. En uiteindelijk valt de beslissing: dit
wordt onze nieuwe woning. Nu komt er een tijd van voorbereiding. Wie gaat er op welke kamer slapen en hoe zal de indeling van de woning worden? Wat moet er eventueel nog veranderd worden en waar zetten we welke spullen? Uiteindelijk komt het moment waarop we onze nieuwe woning binnentrekken.

De intocht in Kanaän

Zo is het ook gegaan met Israël. In de vorige les hebben we gezien dat het volk Israël vanwege haar ongehoorzaamheid nog veertig jaar in de woestijn moest blijven. Hoewel dit een straf was, is het ook een voorbereidingstijd geweest voor hun intocht in het land Kanaän. Kanaän was het land dat God beloofd had aan Abrahams nakomelingen (Genesis 12:7). Het lag echter niet leeg te wachten op het volk Israël. Het was bezet door verschillende stammen, die hier stadstaten hadden gevestigd. We schrikken van nature terug voor de bloedige veroveringen die ons beschreven worden in het Oude Testament. Maar de Bijbel wijst heel duidelijk op het oordeel van God over de slechtheid van de inwoners van het land. De religie en de moraal van het land waren beslist verdorven. De Kanaänitische stammen hadden verschillende afgoden. De algemene naam voor een afgod was Baäl, dat vertaald kan worden als heer of meester. Ieder dorp had zijn eigen heiligdom op de top van een heuvel of onder een hoge boom. De Baäl-afgoderij bestond uit dronkenschap, hoererij en offeren, waarbij zelfs kinderen geofferd werden. De goddeloosheid van het volk was een gruwel in de ogen van God. Hoewel het volk Israël de opdracht kreeg om de Baäldienst volledig uit te roeien, deden ze dit niet. We leren uit de geschiedenis van het volk Israël dat het onvolledig breken met de zonde en de afgoderij hen voortdurend parten heeft gespeeld. Steeds kwamen deze heidense elementen weer naar boven, waardoor het volk zich bezondigde tegenover de Heere God.

De verdeling van het land

Jozua begon met een serie gevechten en behaalde de overwinning over een aantal stadstaten. Jozua kreeg de taak om het land onder de verschillende stammen te verdelen. Iedere stam kreeg zo zijn eigen gebied toegewezen (Jozua 13-19). Uiteindelijk werd hier de belofte van God vervuld, die Hij aan Abraham gedaan had. Abraham zou het land Kanaän krijgen als een woonplaats van God om dat te bezitten en zijn nageslacht na hem. Na de geschiedenis met Jakob en Jozef is Israël dus weer terug op eigen bodem! Jozua wees door het hele land speciale steden aan voor de Levieten, omdat zij geen gebied voor zichzelf kregen. Het was hun taak om de priesters in hun dienst te helpen. Ze werden betaald met de tienden die de gewone Israëlieten moesten bijdragen volgens de wet (Jozua 21).

De tijd van de richteren

In het boek Richteren lezen we de geschiedenis van het volk Israël onder leiding van ‘richters’. Richters doen ons denken aan rechters en wetgevers, maar deze mensen waren meer dan rechters. Het waren bijzondere, begaafde mensen, die in tijden van crisis het volk van de vijanden bevrijdden. Veel oorlogen moesten gestreden worden tegen de omliggende volken. In deze omstandigheden wezen de richters het volk op de trouw aan God (Richteren 2:6-22). We zien in het boek Richteren een steeds terugkerend patroon. Als het volk Israël trouw bleef aan de Heere ging het hen voorspoedig. Maar als ze de Heere verlieten en de afgoden gingen dienen, werden ze overvallen door de vijanden van omliggende landen en kwamen ze onder hun heerschappij (Richteren 6:1-10). Het volk riep dan in haar nood tot de Heere en Hij voorzag haar van een richter. Zo’n richter nam dan de leiding en hij zette recht wat fout was (Richteren 2:18-19). Zo had het volk te strijden tegen de Moabieten (Ehud), de Kanaänieten (Debora), de Midianieten (Gideon), de Ammonieten (Jefta) en de Filistijnen (Simson).

De vraag om een koning

Na een veelbewogen geschiedenis komen we in de tijd van de koningen. Een nieuwe periode breekt aan. De laatste richters waren Eli en Samuël. We lezen van Samuël dat hij als jongetje door God geroepen werd om het volk te leiden (1 Samuël 3). Na veertig jaar leiderschap van Eli volgde Samuël hem op. Hij diende het volk als een goede en wijze leider. Ook wees hij het volk op Gods verbond en hij bracht offers in de tempel en diende de Heere. Samuël werd oud en het volk wilde het wel eens anders. De omliggende volken hadden een koning en dat wilden ze ook. Ze vroegen Samuël om een koning aan hen te geven (1 Samuël 8). Door dat te doen verwierpen ze niet alleen hem, maar ook God. Ze wisselden de regering van God, die Koning over Zijn volk geweest was, in voor die van een aardse vorst. Samuël heeft hen ernstig gewaarschuwd voor de gevolgen. Maar het volk hield vast aan het verzoek om een koning. Samuël legde ten einde raad het probleem aan de Heere God voor. God gaf aan Samuël het bevel om het volk te laten doen wat ze wilden. Samuël kreeg de opdracht om een jonge man, Saul genaamd, te zalven tot eerste koning (1 Samuël 9). Hij was iemand met een fors uiterlijk. Maar na een veelbelovende start koos Saul er voor om zijn eigen weg te gaan en werd hij ongehoorzaam aan God. Uiteindelijk vertelde Samuël hem: ’Je hebt het woord van de Heere verworpen en de Heere heeft jou als koning verworpen’ (1 Samuël 13:13-14). Samuël moest een opvolger gaan zoeken voor Saul. In die tijd werden koningen door God aangewezen en door de priester gezalfd.

Koning David

Samuël moest in opdracht van de Heere God naar Bethlehem. Daar woonde Isaï en een van zijn kinderen zou de nieuwe koning worden. David, de jongste van acht zonen, paste op de schapen toen Samuël zijn familie bezocht. De Heere maakte Samuël duidelijk dat David de koning moest worden (1 Samuël 16). David wordt wel de grote koning van Israël genoemd. Ondanks alle fouten en gebreken gaf David een voorbeeld van goed koningschap. In ieder geval was hij een man die regeerde door het geloof in God. David leefde vanuit de belofte die God gegeven had in de verwachting van de komst van de Messias. Dat blijkt duidelijk uit de psalmen die David geschreven heeft. David wordt beschreven als ‘een man naar Gods hart’. David heeft ook de dienst van God weer in ere hersteld (2 Samuël 6). David diende de Heere met heel zijn hart (2 Samuël 7:18-29). David was ook bijzonder muzikaal. Van hem hebben we nog veel psalmen in de Bijbel staan. Psalmen zijn liederen die gezongen werden door het volk Israël. Veel psalmen dragen de naam van David. Boven de psalm staat dan: ‘Een psalm van David’ (Psalm 23, 27, 103, enz.). Er is een aantal psalmen dat rechtstreeks een verbinding legt met gebeurtenissen in Davids leven. We lezen van zijn zwakheid en zonde, maar ook van het geloof dat in hem was. Hij zag door het geloof op de Verlosser die komen zou. Ook in de psalmen vinden we de lijn van Gods belofte terug. Veel psalmen verwijzen naar de Heere Jezus (Psalm 40, 132, enz.).

Koning Salomo en de tempel

Davids grote droom was om een prachtige tempel te bouwen voor de Heere God. David legde zijn plannen voor de Heere God neer. Hij kreeg hierop van God het antwoord dat David zelf geen huis mocht bouwen voor God. God zou echter wel het huis van David bouwen (2 Samuël 7:16). Uit het geslacht van David zou later de Heere Jezus geboren worden. Dat is een heel belangrijke belofte die verbonden is aan de gouden draad van de beloften in het Oude Testament (2 Samuël 7). David prees en dankte God hartelijk voor Zijn verbondsbelofte. David nam er genoegen mee om materiaal klaar te mogen maken voor de nieuwe tempel. Zijn eigen zoon Salomo zou later de tempel mogen bouwen. Spoedig nadat Salomo in de plaats van zijn vader David koning was geworden, ging hij naar het heiligdom te Gibeon om offers te brengen (2 Kronieken 1). Terwijl hij daar was, sprak God tot hem in een droom: ‘Vraag wat je wilt dat Ik je zal geven. Salomo bad: Nu dan, HEERE, mijn God! Ú hebt Uw dienaar koning gemaakt in de plaats van mijn vader David. Ík ben echter een jonge man (…) Geef dan Uw dienaar een opmerkzaam hart, om recht te kunnen spreken over Uw volk, om met inzicht onderscheid te kunnen maken tussen goed en kwaad, want wie zou over dit machtige volk van U kunnen rechtspreken?’ (1 Koningen 3:7-9) Salomo bad de Heere dus om wijsheid en kracht om het volk leiding te kunnen geven. God beloofde hem die te geven. En Salomo krijgt daarnaast nog rijkdom en eer. Salomo werd in veel landen beroemd vanwege zijn wijsheid en zijn eer. Salomo begon met de bouw van de tempel nadat hij vier jaar koning was geweest. Salomo vernieuwt de vriendschap met Hiram, koning van Tyrus (1 Koningen 5). Hiram kon koning Salomo voorzien van bekwame vaklui en van cederhout van de wouden op de berg Libanon. Boomstammen werden vanaf Tyrus over het water langs de kust vervoerd en daarna over het land naar Jeruzalem gesleept. Het is indrukwekkend om te zien hoe, naar de maatstaven van die tijd, de tempelbouw tot stand kwam. De tempel is een geweldig bouwwerk geweest van steen en hout. De stenen werden kant-en-klaar aangevoerd. De tempel werd gebouwd volgens de principes van de tabernakel. Er waren twee binnenste ruimten en een uitgestrekte buitenplaats. Er is zeven jaar over de tempelbouw gedaan en na de voltooiing stond er een prachtige versierde tempel. Toch erkent Salomo bij de inwijding van de tempel dat geen gebouw, hoe prachtig ook, de almachtige God kan huisvesten (1 Koningen 8:27). Bij de inwijding van de tempel lezen we dat de heerlijkheid van de Heere de tempel vulde toen Salomo zijn gebed had beëindigd. Salomo’s regering was er één van geweldige voorspoed. Hij vocht niet om zijn grenzen uit te breiden, maar stelde zijn rijk veilig door handel. Op economisch, maatschappelijk en sociaal gebied was dit een goede tijd voor het volk Israël. Boven dit alles diende Salomo in navolging van zijn vader David, de Heere God (1 Koningen 9:4).

De gevangenschap

Na de dood van Salomo raakte het volk Israël in twee groepen verdeeld. De zuidelijke stammen bleven trouw aan de zoon van Salomo, Rehabeam. Maar dreigementen van de koning waren teveel voor de noordelijke stammen. Zij scheidden zich af en richtten een apart koninkrijk op onder heerschappij van Jerobeam, een hofambtenaar van Salomo. En vanaf deze tijd is het mis gegaan met Israël (1 Koningen 12:23-33). Zonde en ongerechtigheid kenmerken de geschiedenis van het volk. Hoewel er soms weer een periode was dat er een koning was die God diende, volhardde het volk in de zonde (1 Koningen 15:9-24). De Baälcultus vierde hoogtij. In moreel opzicht verarmde het volk. Politiek en sociaal gezien stortte de zaak ineen. Voor de zoveelste keer had het volk het verbond met God verbroken. Als een kind steeds weer ongehoorzaam is, dan weten we dat het uiteindelijk straf krijgt. De ouders geven geen straf omdat ze dat zo leuk vinden, maar omdat dat tot het behoud van het kind is. Het kind moet gehoorzaamheid leren. En zo ook hier bij Israël. Na langdurige ongehoorzaamheid van het volk kon ook voor hen de straf niet uitblijven. God strafte echter niet om het volk ten onder te laten gaan, maar om het te behouden. Tiglat-Pileser III, de koning van het grote rijk Assyrië, sloeg het beleg rond Samaria (2 Koningen 17). Na twee verschrikkelijke jaren gaf het uitgehongerde volk zich aan hem over. Het volk Israël werd weggevoerd uit haar land en andere veroverde volken werden het land binnengebracht om het te bevolken. Zoals hierboven beschreven was het volk van Israël in twee groepen gesplitst (1 Koningen 12). Het tien stammenrijk en het twee stammenrijk. Het ene heette Israël en het andere Juda. Israël werd weggevoerd door Assyrië. Met Juda ging het niet veel beter. Goddeloosheid en ontrouw kenmerkten ook hier het volk. Onder koning Manasse werd de Baäldienst weer ingevoerd, zelfs tot in de tempel van de Heere God. De ongehoorzaamheid van het volk zat diep en was wijd verspreid. De koningen die volgden waren zwak en dwaas. Ondertussen hadden de Babyloniërs Assyrië veroverd. Hierna belegerden ze ook Jeruzalem en voerden de schatten weg (2 Koningen 25). Eerst kreeg het volk nog een leider, Zedekia, die als zetbaas onder het gezag van Nebukadnesar, de koning van Babel, mocht regeren in Juda (2 Kronieken 36:11-16). Dit gebeurde zo rond 597 voor Christus. Maar na een opstand en na nog eens 18 maanden beleg viel Jeruzalem in handen van Babel. De stad werd geplunderd, de heilige tempel verwoest en de meeste mensen werden naar Babel gedeporteerd. Psalm 137 beschrijft ons het grote verdriet van de joodse gevangenen toen ze hun vreselijke lot beweenden. De prachtige stad Jeruzalem was verwoest en ook de tempel was er niet meer. Zo bereikte het volk Israël een dieptepunt. We zien hier wat de gevolgen zijn van de ongehoorzaamheid aan God. Steeds weer keerde het volk zich van de Heere af en uiteindelijk resulteerde dit in gevangenschap in Babel. Maar op dit dieptepunt is het ook de Heere God, die Zijn volk niet vergeet. Hij gaf het volk profeten die een boodschap van hoop mochten brengen aan het volk. De Heere zou verlossing schenken en het verbond met de Heere zou vernieuwd worden. God liet de profeten duidelijk de zonden van het volk aanwijzen, maar ook de redding en verlossing vertellen. Ook hier dacht God aan Zijn trouw en Zijn verbond. Wat God zegt blijft vast en onverbroken.

Tot slot

In de volgende les zullen we stilstaan bij de profeten en hun profetie. De profetieën zijn van groot belang voor het volk van Israël, maar daarna ook voor ons. We zien in de profetieën heel duidelijk de lijn lopen die we volgen door het Oude Testament. De gouden draad van Gods belofte. De profeten hebben soms al heel gedetailleerd voorzegd hoe het allemaal zou gebeuren ten tijde van Jezus, de beloofde Messias. Achter dit alles zien we duidelijk het werk van God die, dwars door alle ongehoorzaamheid van het volk heen, zal zorgen dat Zijn belofte vervuld zal worden en Zijn verlossingsplan tot uiting zal komen. In de volgende les hopen we hier mee verder te gaan.

De uitleg van de Bijbel,
speciaal voor kinderen

Ga naar ontdek de bijbel voor kinderen
Ontdek de bijbel voor kinderen

Vragen over de Bijbel? Stel ze gerust!

We kunnen ons voorstellen dat er vragen bij je bovenkomen tijdens je ontdekkingstocht. Als wij je kunnen helpen dan doen we dat graag.

Laat een reactie, opmerking of vraag achter via ons contactformulier. Dan zullen we daar zo snel mogelijk op antwoorden.

Stel je vraag