Inleiding

Soms kunnen mensen zo verbitterd zijn tegen elkaar, dat ze geen woord meer tegen elkaar willen zeggen. Het is een vorm van psychologische oorlogvoering waarmee je iemand geestelijk kapot kunt maken. Hoewel er alle reden voor kan, zijn mag het toch nooit zover komen in een relatie tussen mensen. God bleef in ieder geval niet stil in de periode van Israëls geschiedenis. Hoewel Hij alle reden had om te zwijgen, sprak Hij toch tot Zijn volk. Sterker nog, iedere keer toonde Hij hun Zijn liefde en trouw! We hebben in de vorige les gezien dat de geschiedenis van het volk Israël niet zo mooi en voorbeeldig is. Steeds weer verliet het volk de Heere God en ging het de afgoden dienen. Maar God vergeet hen niet en laat hen niet aan hun lot over. Hij stuurt boodschappers om hen te wijzen op het verbond met God. Deze boodschappers zijn de profeten. Vaak moesten ze in opdracht van God het volk waarschuwen voor hun goddeloos handelen. De profeet sprak namens God. We lezen dat de profeten vaak spraken met de woorden ‘Alzo zegt de Heere…’.

Wat zijn profeten?

De profeet had een aantal belangrijke taken. Allereerst was het zijn taak om de koning te wijzen op de gehoorzaamheid aan God. Israël was Gods volk. God was hun koning. De profeet moest ook wijzen op de geboden en instellingen van de Heere. Boven alles moest de profeet het volk wijzen op haar verbondsrelatie met de Heere God. De Heere had een verbond gesloten met Israël. En hoewel het volk steeds weer dat verbond verbrak, hield de Heere het toch in stand. God had immers beloofd Zijn Zoon te sturen naar deze aarde. Uit Israël zou voortkomen: de Messias, de Verlosser. Het gaat hier om de belofte vanuit het paradijs. Als het aan het volk Israël gelegen had was er nooit meer een Verlosser gekomen. Ze dienden ijverig de afgoden. Wat een ontrouw van het volk! Maar de Heere liet hen nog waarschuwen. Door middel van de profeten herinnerde God het volk steeds aan de verbondsrelatie met Hem en de belofte van de komst van Zijn Zoon. Elia en de keus van het volk In de tijd van koning Achab gaf God de profeet Elia. Het volk Israël diende op gruwelijke wijze de afgod Baäl. Denk je eens in. Het volk van God buigt zich voor het goddeloze afgodsbeeld van Baal. Vreselijk, maar God zendt een boodschap. Er is een grote droogte in het land. Al drie jaar heeft het niet geregend. Het volk heeft watergebrek en het land lijdt aan droogte. Elia gaat in opdracht van God naar koning Achab en gebiedt hem om het volk bijeen te roepen bij de berg Karmel. Er zal een beslissende strijd plaatsvinden tussen de God van Israël en de 450 priesters van baäl (1 Koningen 18). Terwijl het volk staat te kijken bouwen zowel Elia als de baälpriesters een altaar. De god die vuur kan laten afdalen op het klaargemaakt offer zou zichzelf als de ware God bewijzen. De profeten van baäl zijn het eerst aan de beurt. En terwijl het volk ademloos toekijkt, bidden de baälpriesters een hele dag rond het altaar. Hierbij snijden ze zichzelf zelfs met messen. Maar het is allemaal tevergeefs. Geen antwoord uit de hemel en geen vuur op het altaar! Daarna is Elia aan de beurt. Hij herstelt het altaar voor de Heere God en overgiet dit met water om het wonder des te groter te maken (1 Koningen 18:34). Dan bidt Elia tot God om vuur. Het gaat hier om een duidelijk bewijs van Gods almacht. De afgoden zijn geen goden, maar een projectie van de menselijke fantasie. En in antwoord op het gebed komt er vuur va de hemel naar beneden dat het offer verbrandt. Dit is voor de duizenden toeschouwers een bewijs van de echtheid van de levende God. Het volk erkent vol verwondering dat de God van Israël de ware God is. Baäl is geen god, maar een afgod. Zo sluit God op de berg Karmel opnieuw het verbond met het volk.

De profeet Jesaja

Het boek Jesaja vormt een hoogtepunt in het Oude Testament. De profeet heeft diepe geestelijke inzichten gekregen en zijn profetieën zijn rijk aan inhoud. Jesaja was een ontwikkeld staatsman en dat kunnen we dan ook merken als we het boek Jesaja lezen. Jesaja’s roeping door de Heere God is beschreven in Jesaja 6. Dit hoofdstuk laat ons de heiligheid van God zien. Als Jesaja naar zijn eigen zondigheid kijkt in het licht van Gods heiligheid roept hij het uit: ‘Wee mij, want ik verga! Ik ben immers een man met onreine lippen en woon te midden van een volk met onreine lippen’ (Jesaja 6:5). De Heere God geeft hem echter het bevel om de boodschap van de Heere te brengen aan het volk van Israël. Aan de ene kant een boodschap van zonde; de zonde van het volk. Maar aan de andere kant ook een boodschap van genade, de genade van het verbond van God. Jesaja mag het volk wijzen op de trouw van God tegenover de ontrouw van het volk. Jesaja, zijn naam betekent: ‘De Heere is heil’. In zijn naam ligt eigenlijk al een les. Jesaja leefde in een tijd, waarin het volk ver van de Heere was afgedwaald. We lezen in de Bijbel dat de Heere door middel van Jesaja zegt: ‘Wee het zondige volk, volk van zware ongerechtigheid, nageslacht van kwaaddoeners, kinderen die verderf aanrichten! Zij hebben de HEERE verlaten, de Heilige van Israël gesmaad, zij zijn vervreemd, van achter Hem vandaan’ (Jesaja 1:4). Over de toestand in die tijd kunnen we verder nog lezen in Jesaja 2:8. In deze tijd laat de Heere God het volk echter niet alleen. Nee, Hij stuurt Jesaja om het volk te waarschuwen en te wijzen op hun zonden, maar ook om te wijzen op de belofte, die er ligt over de komende Verlosser. Het boek van Jesaja is bijzonder rijk aan beloften. Hoewel het heel leerzaam zou zijn om een studie te maken van het boek Jesaja beperken we ons hier op de beloften die we wel de ‘Messiaanse’ beloften noemen. Messiaanse beloften zijn beloften die verwijzen naar de komst van de Messias, de Verlosser, de Heere Jezus Christus. Uitzicht op de komende Messias We weten dat de Heere God in het paradijs al de belofte had gegeven van de komst van Zijn Zoon. De strijd tussen het zaad van de slang en van de vrouw. We hebben in de vorige les gezien dat God ook aan David Zijn verbond bevestigd heeft Het geslacht van David zou tot in eeuwigheid op de troon zitten. Het woord Messias werd gebruikt om naar deze komende koning te verwijzen. Messias betekent: ‘Gezalfde’. Alle aardse koningen werden gezalfd. Maar deze koning zou een door God gezalfde zijn. In Jesaja 9:5 lezen we zo’n belangrijke Messiaanse profetie; ‘Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder. En men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst… De ijver van de HEERE van de legermachten zal dit doen’. We lezen in Jesaja 11 dat er een Rijsje (een nakomeling) zal voortkomen uit de afgehouwen tronk van Issai. We weten dat Issai de vader van David was. Zo wordt hier voorzegd dat uit het geslacht van David de Messias zal voortkomen (Jesaja 11:1-4). Jesaja mag hier in opdracht van God een boodschap brengen. In Jesaja 49:1-9 en 14-17 vinden we nog een Messiaanse profetie. Deze profetische woorden verwijzen duidelijk naar de komende Verlosser. Jesaja noemt Hem hier de Knecht des Heeren. Hier gaat het over de Heere Jezus die zou komen tot licht van de volken. Ook gaat het hier om de zekerheid van de belofte van God. Want de Heere zegt: ‘Kan een vrouw haar zuigeling vergeten, zich niet ontfermen over het kind van haar schoot? Al zou deze vergeten, Ík zal u niet vergeten’ (Jesaja 49:15). Wat een geweldige trouw van God treffen we hier aan! We kunnen verder nog noemen Jesaja 50:4-11 en Jesaja 52:13 en Jesaja 53:12. In de laatst genoemde tekst zien we heel gedetailleerd de voorzegging van het lijden en sterven van de Heere Jezus die Hij later zal ondergaan om de straf te dragen van de zonden van de mensen. Geweldig zijn de lijnen vanuit de profetieën van Jesaja naar de gouden draad van Gods beloften die door het hele Oude Testament heen loopt en eindigt in de geboorte van de Heere Jezus.

Hieronder volgt een fragment uit de profetie van de profeet Jesaja die direct verwijst naar Jezus Christus:

1 Wie heeft onze prediking geloofd, en aan wie is de arm van de HEERE geopenbaard?
2 Want Hij is als een loot opgeschoten voor Zijn aangezicht, als een wortel uit dorre aarde.
Gedaante of glorie had Hij niet; als wij Hem aanzagen, was er geen gestalte dat wij Hem begeerd zouden hebben.
3 Hij was veracht, de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, bekend met ziekte,
en als iemand voor wie men het gezicht verbergt; Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht.
4 Voorwaar, onze ziekten heeft Híj op Zich genomen, onze smarten heeft Hij gedragen. Wíj hielden Hem echte voor een geplaagde, door God geslagen en verdrukt.
5 Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen.
6 Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons ieder naar zijn weg. Maar de HEERE heeft de
ongerechtigheid van ons allen op Hem doen neerkomen.
7 Toen betaling geëist werd, werd Híj verdrukt, maar Hij deed Zijn mond niet open. Als een lam werd Hij ter slachting geleid; als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed Hij Zijn mond niet open.
8 Hij is uit de angst en uit het gericht weggenomen, en wie zal Zijn leeftijd uitspreken? Want Hij is afgesneden uit het land van de levenden. Om de overtreding van mijn volk is de plaag op Hem geweest.
9 Men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld, en Hij is bij de rijke in Zijn dood geweest, omdat Hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in Zijn mond geweest is.
10 Maar het behaagde de HEERE Hem te verbrijzelen, Hij heeft Hem ziek gemaakt. Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zal Hij nageslacht zien, Hij zal de dagen verlengen; het welbehagen van de HEERE zal door Zijn hand voorspoedig zijn.
11 Om de moeizame inspanning van Zijn ziel zal Hij het zien, Hij zal verzadigd worden. Door Zijn kennis zal de Rechtvaardige, Mijn Knecht, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen.

Dit gedeelte wijst ons midden in de zonde en de ontrouw van het volk Israël op de komende Verlosser. In deze tekst worden er meerdere namen aan de Heere Jezus gegeven die later nog weer herhaald worden. Let wel, het betreffen hier profetische woorden. Honderden jaren tevoren uitgesproken!

De profeet Micha

Micha was een tijdgenoot van Jesaja. Maar hij was een heel ander persoon. Micha was boer en hij richtte zijn profetieën tot het hele volk. Ook Micha heeft op een duidelijke wijze de belofte van de Heere aan het volk Israël mogen verkondigen. We kunnen lezen in Micha 5 dat de Heere beloofde verlossing te zenden. En zelfs de plaats waar de Heere Jezus geboren zou worden werd voorzegd; ‘Maar u, Bethlehem-Efratha, al bent u klein onder de duizenden van Juda, uit u zal Mij voortkomen Die een Heerser zal zijn in Israël…’ (Micha 5:1)

De profeet Jeremia en het Nieuwe Verbond

De profeet Jeremia leefde ca. 650 voor Christus. Zijn profetie kenmerkt zich door boeteprediking. Jeremia moest vaak in opdracht van God het onheil vanwege de zonde en de ongehoorzaamheid van het volk aanzeggen. Daartegenover wilde het volk niet weten van buigen voor God. Ze dachten dat het allemaal wel mee zou vallen. God was toch in hun midden en de tempel was er toch. En ondertussen leefde het volk door in de zonde. Maar Jeremia bracht Gods boodschap. In Jeremia 11 lezen we, dat het volk het verbond met de Heere heeft verbroken. De Heere laat het volk duidelijk herinneren aan het verbond dat de Heere gesloten heeft met hun voorgeslacht. (Jeremia 11:10). Toch mocht ook Jeremia in deze donkere tijd wijzen op de trouw van Gods kant. God houdt Zijn belofte. De Verlosser zou komen. In Jeremia 23 vinden we weer zo’n Messiaanse profetie. Ook herinnerde de Heere hier weer aan Zijn belofte aan David. ‘Zie, er komen dagen, (…) dat Ik voor David een rechtvaardige SPRUIT zal doen opstaan. Hij zal als Koning regeren en verstandig handelen, Hij zal recht en gerechtigheid doen op de aarde. (…) Dit zal Zijn Naam zijn waarmee men Hem noemen zal: de HEERE ONZE GERECHTIGHEID’. In Jeremia 30:21 en 22 lezen we nog zo’n verwijzing naar de komende Messias. De Heere beloofde ook de vervulling van Zijn belofte en wees het volk op Zijn trouw, dat Hij zou waarmaken wat Hij gesproken had (Jeremia 33:14-17). De Heere God vernieuwde het verbond met Israël. We kunnen dit lezen in Jeremia 31.

Ezechiël en het volk in Babel

Ezechiël was een jonge priester die met de eerste groep gevangenen in 597 v. Christus naar Babel ging. Ezechiël heeft geprofeteerd in de periode van ca.592 tot 570 voor Christus. Ook Ezechiël heeft het volk gewezen op de breuk van het verbond met God. Ezechiël waarschuwde het volk tegen de zonden en wees hen op de goddeloosheid. Maar Ezechiël mocht ook een boodschap van verlossing brengen. De Heere dacht aan Zijn verbond. We lezen in hoofdstuk 34:20-31 dat de Heere de verlossing toezegde. Hij zou Zijn volk verlossen. De Heere gebruikt hier het voorbeeld van een herder met schapen. En nu zou de Heere er voor zorgen dat de schapen (het volk Israël) niet meer tot een roof zullen zijn. Dat wil zeggen dat Hij hen zou verlossen uit Babel. Maar er zit nog een diepere strekking in deze profetie. Want we lezen in vers 23 dat de Heere ‘één Herder’ zal verwekken die het volk zal weiden. En in deze profetische woorden wordt met ‘De Knecht David’ de Heere Jezus bedoeld, die komen zou om mensen te verlossen van de last van de zonden. Opnieuw beloofde de Heere aan Zijn verbond te denken. In vers 25 wees de Heere op dit verbond. Ook hier blijkt weer de trouw van God voor het ontrouwe volk. Hoewel profetie vaak verhullend is geschreven wees het toch het volk duidelijk op de verlossing van God door de komst van Zijn zoon; de Heere Jezus Christus. Lees ook eens de verzen 30 en 31 van dit hoofdstuk.
Na een ballingschap van zo’n 70 jaar werd de belofte van terugkeer en verlossing werkelijkheid. In de psalmen lezen we een prachtig lo¬flied op de terugkeer uit de ballingschap (Psalm 126:1-2). De Israëlieten waren in kleine groepen teruggekeerd naar hun land. Ook de tempel werd weer herbouwd. De zilveren en gouden voorwerpen die Nebukadnesar had meegenomen mochten weer mee terug. Precies zoals Jesaja eens had geprofeteerd (Jesaja 44). Een poosje later bracht Zerubabel, een kleinzoon van koning Jojakin, nog een groep terug. De volgende stroom kwam met de priester Ezra terug in 458 v. Christus. In 444 v. Christus kwam Nehemia, die gouverneur werd, met nog weer anderen terug. Al met al bestrijken deze gebeurtenissen die worden beschreven in de boeken Ezra en Nehemia iets meer dan 100 jaar (Ezra 3).

Een vreugdeboodschap

We hebben in deze les gezien dat God ook in de donkere tijd van de geschiedenis van het volk Israël een belofte van hoop en redding gaf. Het volk had gezondigd en hoewel het volk straf verdiend had, was God hen genadig. Hier maken wij kennis met een typische eigenschap van God. God ziet de zonden niet door de vingers, want God is heilig en rechtvaardig (Romeinen 3:21-26). Hij kan de zonde en de ongerechtigheid niet ongestraft laten. God is vertoornd over de zonde, dat is zeker! Wat moet de heilige God veel zonde aanzien en aanhoren. Wat een zonden zijn er ook in onze tijd! Wat doen wij als mensen God veel verdriet. En God is rechtvaardig. Daarom kan de straf niet uitblijven. Maar nu vertelt de Bijbel ons dat God de zonde en de ongerechtigheid, die niet ongestraft konden blijven, gestraft heeft in Zijn enige Zoon, de Heere Jezus Christus. In Jesaja 53:5,6 lezen we: ‘Maar Hij (Jezus) is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen. Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons ieder naar zijn weg. Maar de HEERE heeft de ongerechtigheid van ons allen op Hem doen neerkomen’. Daarom is er hoop en redding voor deze mensheid. Daarom mochten de profeten een vreugdeboodschap brengen van verlossing, in de Verlosser. Daarom is er ook voor u en mij redding en verlossing mogelijk. Daar wijst het hele Oude Testament op. In het offer van Jezus Christus aan het kruis op Golgotha ligt de redding en zaligheid voor ieder mens die gelooft in Jezus Christus. Omdat er bloed gevloeid heeft op Golgotha is er verlossing mogelijk van de toorn van God. ‘Het bloed van Jezus Christus reinigt ons van alle zonden’ (1 Johannes 1:7). In Jezus Christus ligt de vervulling van de beloften die God gaf in het Oude Testament. In Jezus Christus ligt ook de boodschap van redding en verlossing. Het volk Israël had het niet verdiend. En daarom is de genade van God zo groot. Door het geloof in Jezus Christus is er behoud, zelfs voor de grootste van de zondaren!

Tot slot

God heeft het behoud en de redding van ieder mens op het oog. God heeft een belofte gegeven. Direct in het paradijs al! De kop van de satan is vermorzeld. De macht van de zonde is gebroken. En God heeft gedaan wat Hij beloofd had. De Heere Jezus is gekomen naar de wereld. Daar denken we met kerstfeest aan. We zullen in de volgende les het Oude Testament afsluiten en een begin maken met het Nieuwe Testament (het tweede deel van de Bijbel). In het Nieuwe Testament zullen we zien dat de woorden die de profeten al eeuwen tevoren profeteerden ook werkelijkheid zijn geworden. God doet wat Hij zegt!

De uitleg van de Bijbel,
speciaal voor kinderen

Ga naar ontdek de bijbel voor kinderen
Ontdek de bijbel voor kinderen

Vragen over de Bijbel? Stel ze gerust!

We kunnen ons voorstellen dat er vragen bij je bovenkomen tijdens je ontdekkingstocht. Als wij je kunnen helpen dan doen we dat graag.

Laat een reactie, opmerking of vraag achter via ons contactformulier. Dan zullen we daar zo snel mogelijk op antwoorden.

Stel je vraag