Lezen:
Markus 4:30-32
Lukas 13:18-21
Lukas 14:15-24
Lukas 15:11-32
Inleiding
In ons taalgebruik is het heel gewoon om een voorbeeld te gebruiken. Op die manier proberen we iets duidelijk te maken door middel van beeldspraak. We zeggen bijvoorbeeld ‘zo hard als steen’ of ‘zo zacht als boter’. Ook kennen we talloze spreekwoorden die een beeld hebben met een diepere betekenis. We hebben het bijvoorbeeld over een schip op het strand dat een baken in zee is en over de appel die niet ver van de boom valt. Het zijn beelden om onze boodschap duidelijk te maken. Ook Jezus gebruikte voorbeelden om Zijn boodschap nog eens duidelijk te onderstrepen. We noemen deze voorbeelden gelijkenissen. Over die gelijkenissen gaat het in deze les.
Een nieuwe vorm van onderwijs
Opmerkelijk is dat de Heere Jezus niet vanaf het begin gebruik maakte van gelijkenissen. In het begin van Zijn optreden sprak Hij zonder diepzinnige taal in duidelijk verstaanbare bewoordingen. Maar er komt een keerpunt in de prediking van de Heere Jezus. Over dat keerpunt lezen we in Mattheüs 13. De discipelen vragen daar aan Jezus: ‘Waarom spreekt U door gelijkenissen’? De discipelen merkten dus dat Jezus door gelijkenissen sprak. Dat had Hij eerst niet gedaan. Dat heeft een betekenis. In het hoofdstuk daarvoor lezen we namelijk dat er een ernstige confrontatie heeft plaatsgevonden tussen de Heere Jezus en de Farizeeën (Mattheüs 12:22-32). Wat gebeurde er? Er werd iemand bij Jezus gebracht die door de duivel bezeten was. Deze man was in de macht van occulte en duistere machten! Jezus genas deze man. Jezus is in staat om de machten van de duisternis te verbreken! Dit wonder wekte onder de aanwezigen een enorme commotie. En ze riepen het uit: ‘Is dit niet de Zoon van David’? (Mattheüs 12:23) Ze erkenden daarmee dat Jezus de Messias was die uit het geslacht van David zou voortkomen. Toen de Farizeeën hoorden dat het volk in Jezus de Messias erkende, werden ze woedend. Hier bleek dat ze de boodschap van Jezus al lang zat waren. Wat dacht die rabbi uit Nazareth wel! Toen ze hoorden dat de mensen openlijk beleden dat Jezus de Messias was, reageerden ze ontzet. Ze trokken de aandacht van de mensen en schreeuwden: ‘Deze drijft de demonen alleen maar uit door Beëlzebul, de aanvoerder van de demonen’ (Mattheüs 12:24). Dit was een vreselijke godslastering van deze Farizeeën. Wat een diepe, vijandige haat kwam hier naar boven bij de godsdienstige leiders van het volk. Een haat die opkwam uit een vijandschap tegen de boodschap van Jezus. Toen Jezus deze reactie van de Farizeeën hoorde, werd Hij innerlijk vervuld met heilige boosheid en verontwaardiging. Hij besefte heel goed dat de Farizeeën wel wisten dat Jezus niet bezeten was. Hier probeerden de geestelijke leiders de waarheid uit te schakelen door Hem in het kamp van de leugen te plaatsen. De Farizeeën wilden bewust niet in Jezus geloven. Ze zagen Zijn boodschap als concurrentie van hun boodschap. Daarom schreven ze het werk van Jezus toe aan de macht van de satan. En ze hoopten dat het van nature religieuze volk zo afstand zou nemen van de boodschap van Jezus Christus. Gedeeltelijk lukte hen dat ook. Er begon zich onder de mensen een scheiding te voltrekken ten opzichte van de boodschap van Jezus Christus. Een groep geloofde de boodschap van de Heere Jezus en bleef trouw, maar er was ook een groep die door de Farizeeën opgehitst werd in het verwerpen van Jezus en Zijn Evangelie. De Bijbel zegt dat deze mensen zich van Hem afkeerden omdat zij de duisternis liever hadden dan het licht. Het kwam zelfs zover dat zij het licht duisternis noemden (Mattheüs 12:24). Dit was het moment waarop Jezus begon met Zijn onderwijs door gelijkenissen. Hij hield niet op met preken, maar Hij veranderde Zijn manier van preken.
Wat is een gelijkenis?
Bijna alle volken op deze wereld, en vooral de oosterse volken, hebben de gewoonte om allerlei geestelijke dingen te bespreken in de vorm van beelden en vergelijkingen. De Israëlieten deden dat al eeuwen lang. In de Oudtestamentische boeken lezen we vaak van beelden en vergelijkingen. Het boek Spreuken bijvoorbeeld geeft ons diepe gedachten en levenswijsheden in de vorm van voorbeelden. Ook de Schriftgeleerden maakten in hun onderwijs vaak gebruik van voorbeelden. Over abstracte, geestelijke onderwerpen is moeilijk te spreken als dat niet aanschouwelijk te maken is. Wanneer we bijvoorbeeld de Evangeliën bestuderen zien we dat ook Johannes de Doper voortdurend beelden gebruikte. Hij zei over Jezus: ‘De bijl ligt zelfs al aan de wortel van de bomen’ en ‘Zijn wan is in Zijn hand’ (Lukas 3:9 en 17). Jezus Zelf gebruikte in de Bergrede talloze vergelijkingen. Hij had het over zout, over een kandelaar, over een stad op een berg, over een splinter in iemands oog en over een huis dat niet goed gebouwd is (Mattheüs 5). Jezus gebruikte in Zijn spreken vaak beelden om Zijn boodschap te verduidelijken. Deze beelden zijn vaak zo duidelijk, zo treffend, dat iedereen ze onmiddellijk kon begrijpen. Er is echter een onderscheid tussen de gelijkenissen van Jezus en Zijn ‘gewone’ spreken in beelden. Na de confrontatie met de Farizeeën begon de Heere Jezus met een heel ander soort gelijkenissen. Jezus zag dat Zijn boodschap veel weerstand opriep onder de grote massa van het volk en richtte zich vanaf dat moment directer tot Zijn volgelingen om hen te onderwijzen, op te voeden en te bevestigen in hun geloof. Heel Galilea en Judea hadden inmiddels over Hem gehoord. In alle steden en dorpen heeft men kennis gemaakt met Zijn woorden. Vanaf dit moment ging Jezus Zijn volgelingen dieper onderwijzen in de geheimen van het koninkrijk van God. Dat werd duidelijk toen Jezus in Zijn woorden grenzen ging trekken tussen degenen die Hem wel toebehoorden en hen die niet in Hem geloofden. Er vond dus een verschuiving plaats. Jezus richtte Zich op een specifieke groep en koos voor een nieuwe methode. Hij legde de geheimen van het Koninkrijk van God uit door middel van gelijkenissen. De gelijkenissen verbergen de Boodschap voor hen die zich verharden tegen Jezus en om Zijn discipelen en volgelingen meer te leren over het Koninkrijk.
Hoe kwam Jezus aan Zijn voorbeelden? Vaak nam Jezus hele eenvoudige voorbeelden uit de natuur, uit de dagelijkse gebeurtenissen van het gewone mensenleven of uit de diverse vormen van ambacht en bedrijf in die tijd. Jezus gebruikte beelden uit het natuurlijk en dagelijks leven om de geestelijke waarheden door te geven. En daarbij heeft een gelijkenis veelal één duidelijk focus. Niet alle facetten in een gelijkenis hebben betekenis, maar het geheel wil één punt duidelijk maken. Verlies je dus niet in details, maar zoek de centrale boodschap van een gelijkenis op!
Verschillende groepen gelijkenissen
Wanneer we de gelijkenissen in de laatste anderhalf jaar van Jezus’ publieke optreden overzien, kunnen we ze verdelen in drie groepen: 1. Allereerst de eenvoudige gelijkenissen. Deze hadden veelal te maken met de natuur, de landbouw of de visserij. Het onderwerp in deze gelijkenissen was de geschiedenis, de ontwikkeling en de groei van het Koninkrijk der hemelen. We vinden deze gelijkenis sen vooral in Mattheüs en Markus. 2. De tweede groep gelijkenissen gaat over de verhouding van de Koning van dat Koninkrijk met de onderdanen. De koning is de barmhartige, liefdevolle God Die verloren mensen zoekt en Die de armen nodigt tot de zaligheid. De onderdanen moeten leren om Hem biddend te dienen en zelf ook barmhartigheid te tonen aan de naasten. Deze gelijkenissen vinden we vooral in Lukas. 3. De derde groep gelijkenissen dateert uit de laatste periode van het optreden van de Heere Jezus. Het zijn vooral korte verhalen. In deze gelijkenissen wordt sterk gewezen op de vijandschap van de mens tegenover de liefde van God en op het komende oordeel. De Zoon wordt gedood door de slechte arbeiders in de wijngaard, maar die arbeiders zelf zullen hun oordeel niet ontgaan. Deze gelijkenissen vinden wij vooral in Mattheüs en Lukas. Uit elke groep zullen we nu een gelijkenis nemen om verder te bestuderen. Eerst de gelijkenis, die gaat over de groei en de ontwikkeling van het Koninkrijk der hemelen. Deze gelijkenis staat in Mattheüs 13:31-33, in Marcus 4:30-32 en in Lukas 13:18-21. Het gaat over het mosterdzaad en het zuurdeeg. Het mosterdzaad en het zuurdeeg Deze twee gelijkenissen horen bij elkaar. Ze vormen wat wij noemen een tweelinggelijkenis. Bij een tweelinggelijkenis is er altijd een treffende overeenkomst en tegelijk een belangrijk, wezenlijk verschil. Het mosterdzaad is klein, kleiner dan andere soortgelijke zaden. De mosterdplant wordt echter vrij groot. In Palestina kunnen mosterdplanten wel drie meter hoog worden! Het is daarmee veel groter dan de andere moeskruiden. In Lukas wordt het zelfs een grote boom genoemd (Lukas 13:19). In deze gelijkenis wordt het Koninkrijk der hemelen vergeleken met zo’n mosterdplant. Dat is gelijk de betekenis van deze gelijkenis. De mosterdplant wordt een grote boom en toch is zij gegroeid uit een heel klein zaadje. Zuurdeeg werd in Israël gebruikt als gist. Het zuurdeeg wordt door het deeg gekneed en het doortrekt het hele deeg. Door die werking wordt het deeg geschikt om er brood van te bakken. Van het zuurdeeg zelf is later niets meer terug te vinden. Zuurdeeg wordt in de Bijbel meestal gebruikt als een beeld van zondige gedachten en slechte begeerten (Mattheüs 16:6,12). De langzame doordringende werking van het zuurdeeg gebruikt Jezus hier als beeld van het Koninkrijk der hemelenen. Want ook dat Koninkrijk werkt zo! Het is als een zuurdeeg dat de hele wereld doortrekt en het ten slotte volledig vervult. Deze gelijkenissen hebben een overeenkomst. Allebei gaan ze over het Koninkrijk der hemelenen. Het verschil is dat het beeld van het mosterdzaad iets zegt over de uiterlijke, zichtbare komst van het Koninkrijk der hemelen, terwijl het beeld van het zuurdeeg iets zegt over de verborgen en onzichtbare doorwerking. Het koninkrijk van God begint heel klein. Het begon bij één mens, Jezus Christus. Maar het groeit uit tot een stevige boom en wordt verspreid over de hele wereld. Het zuurdeeg werkt in het verborgene, maar het doet wel zijn werk. Tot op de dag van vandaag worden mensen aangeraakt door de boodschap van het Evangelie. Daardoor leren zij God kennen. Miljoenen mensen hebben inmiddels in het licht van Gods woorden de ernst van hun leven onder ogen gezien en een beroep gedaan op het offer van Jezus Christus. Zij hebben hun leven in Gods handen gelegd. Zo wordt het Koninkrijk van Jezus tot op de dag van vandaag gebouwd.
De gelijkenis van de verloren zoon
De gelijkenis van de verloren zoon is een aangrijpend verhaal van een barmhartige en genadige vader die zijn verloren zoon weer terugneemt en hem onverdiend weer een kindsdeel geeft. Dit is een beeld van God, Die voor God verloren en weggelopen mensen genade en barmhartigheid wil bewijzen en hen een erfenis in de hemel geeft. Hij zoekt het behoud van verloren mensen. In die vader ligt een beeld van God. De twee zonen stellen de twee groepen mensen voor waar Jezus tegen sprak: de tollenaars en de zondaars (Lukas 15:1-2) aan de ene kant en de Farizeeën aan de andere kant. De jongste van de twee zonen eist zijn erfdeel op. De jongste zoon had recht op de helft van het deel dat voor de eerstgeborene bestemd was. Hier ging het dus om een derde van het vermogen van zijn vader (Deuteronomium 21:17). Waarom vraagt deze jongen dit? Heeft hij het thuis dan niet goed? Ja, hij heeft het thuis prima, maar hij denkt buiten zijn vaderlijk huis gelukkiger te kunnen zijn. Hij wil meer van het leven genieten en niet zo gebonden zijn en eist daarom zijn deel op. Hoewel dit een vreselijke belediging voor de liefdevolle en warme zorg van de vader is, willigt de vader het verzoek van zijn opstandige kind in. God dwingt mensen niet om Hem te erkennen en te dienen. Dit is een aangrijpend beeld van onze natuurlijke opstandigheid tegenover God. We hebben allemaal de neiging om buiten God ons geluk te zoeken in een gebroken wereld. De zoon gaat op reis De jongen verzamelt zijn bezittingen en gaat op reis naar een ver gelegen land. Hij leidt daar een leven van overdaad. Het kan niet op! En als je geld hebt zijn er vrienden genoeg te vinden om je daar zo snel mogelijk vanaf te helpen. Het geld wordt er doorheen gejaagd in een losbandig leven (Lukas 15:30). Jezus tekent een aangrijpend beeld van talloze mensen die zich los van God tegoed doen aan een zondig, immoreel en opstandig leven. Maar het is maar voor een tijdje. Na verloop van tijd begint de jongen gebrek te lijden. Daar staat hij. En het komt hard aan. Hij heeft op een bepaald moment zelfs geen eten meer. De jongen komt in grote moeilijkheden. Hoeveel mensen hebben daar vandaag de dag ook niet mee te maken? Je komt ze dagelijks tegen en misschien herken je jezelf wel in die verloren zoon! Veel leed en ellende zijn terug te brengen naar het verlaten van het Vaderlijk huis bij God en het verlaten van Zijn geboden. De jongen uit de gelijkenis zoekt eerst hulp bij de inwoners van het land. Meedogenloos en onbarmhartig laten ze hem vierkant vallen. Hij mag de zwijnen gaan hoeden (Lukas 15:15). Deze wereld kan je vreselijk teleurstellen. Meedogenloos en onbarmhartig kan er gereageerd worden op een mens in nood. Het is je eigen schuld, zoek het nu zelf maar uit! De jongen krijgt zelfs geen toestemming om zijn maag te vullen met de zwijnendraf van de varkens. Hij wordt nog slechter behandeld dan een dier. Een aangrijpend beeld van de diepe ellende van deze jongen. Maar dat is dan ook het punt waarop de jongen niets meer van zichzelf verwacht. Hij verwacht niets meer van alles wat deze wereld hem te bieden heeft. De enige hoop voor zijn leven is zijn vaderlijk huis! De zoon komt tot inkeer De jongen komt tot zichzelf. Met nadruk noemt Jezus dit moment van inkeer (Lukas 15:17). Alsof Hij wenst dat velen dit voorbeeld zullen volgen. Hoeveel mensen komen eigenlijk tot zichzelf? Hoeveel mensen leven niet als in een roes? Het geluk in geld, carrière en plezier kan niet op, maar het is maar voor een tijd! Er hoeft maar iets te gebeuren en hun wereld stort in. Voor die jongen is er maar één hoop. Terug naar huis, terug naar zijn vader! Daar was het goed! Vader heeft huurlingen die het nog beter hebben dan hij. Het blijft bij deze jongen niet bij zelfbeklag. Hij staat op en keert terug. Zijn verlangen naar zijn vader is zo sterk dat hij die lange, moeizame weg terug gaat. Ondanks zijn schuldige en zondige leven verlangt hij naar zijn vader. Rechten heeft hij niet meer. Als kind thuis komen zit er niet meer in. Als hij maar een plekje als knecht mag krijgen is hij al heel gelukkig. Dan is hij toch dicht bij zijn vader. Daar is het beter dan waar ook. Zo gaat de jongen naar huis. Een schitterend beeld dat de Heere Jezus ons tekent van een mens die terugverlangt naar God (Lukas 15:18-19). Je zou de weg van deze jongen kunnen omschrijven met de woorden, inkeer, omkeer en terugkeer. Dat is precies wat Jezus bedoelt met bekering. Kom tot jezelf. Bekijk je leven eens zoals God je ziet (Spreuken 28:13 en Jesaja 59:2). Hoe lang denk je nog gelukkig te worden zonder God? Moet eerst je wereld instorten voordat je terugkeert naar huis? Kom eens tot jezelf en keer je om. Kijk eens hoever je verwijderd bent van de plek waar je echt gelukkig kunt zijn en blijven. Verander je leven voor 180 graden van richting! Geef God alle ruimte en plaats in je leven. Laat je opnieuw geboren worden (Johannes 3:3). En keer terug! Terug naar God! Dan begint er een nieuw leven. Een leven vanuit het geloof in Jezus Christus.
Een liefdevolle vader
Het meest hartverscheurende in deze gelijkenis is misschien wel het beeld van die vader bij de terugkeer van zijn verloren zoon. Nadat die jongen tot inkeer kwam ging hij terug naar het huis van zijn vader. En wat daar gebeurde is met geen pen te beschrijven. Jezus zei: ‘En toen hij nog ver van hem verwijderd was, zag zijn vader hem en deze werd met innerlijke ontferming bewogen en hij liep hem snel tegemoet, viel hem om de hals en kuste hem’. Hoewel de jongen het huis was uitgegaan was hij nog niet uit het hart van zijn vader. Iedere dag staat de vader op de uitkijk om te zien of zijn verloren kind al terug komt. Deze vader wordt met innerlijke ontferming bewogen als hij zijn zoon ziet aankomen (Lukas 15:20). Hij kan zijn thuiskomst niet afwachten, maar rent hem tegemoet. Jezus laat ons op een indringende manier zien wie God is. Voordat een verloren mens iets kan zeggen is God bereid en vol liefde om ons aan Zijn hart te drukken en innig te omhelzen (1 Timotheüs 2:3 en 4). Hoewel wij van nature bij God vandaan zijn gelopen, zijn we nog niet weg uit Zijn hart! Hij ziet uit naar het moment waarop Hij ook u en mij aan Zijn hart kan drukken om ons genadig te zijn. We hebben niets verdiend en zullen het nooit kunnen verdienen. Maar het liefdevolle hart van God nodigt ons uit om vandaag nog thuis te komen. Deze verloren zoon krijgt zelfs weer de naam van een kind (Lukas 15:24)! Wat een vergevingsgezindheid van God! Die vergevingsgezindheid is juist de reden waarvoor Jezus naar deze aarde kwam. Hij is gekomen om verloren, weggelopen mensen te zoeken en te behouden. God staat ook vandaag op de uitkijk met een hart vol liefde om verloren en rechteloze mensen met open armen te ontvangen. Bent u, ben jij al thuisgekomen bij God?
De gelijkenis van de grote maaltijd
Tot slot een gelijkenis uit de derde groep, de gelijkenis van de grote maaltijd. In deze gelijkenis gaat het over de vijandschap van mensen tegenover de liefde van God. De gelijkenis gaat over een man die een grote maaltijd klaarmaakt. Een overvloedige tafel wordt klaargemaakt en de gastheer wil dat er veel mensen feest met hem zullen vieren in de feestzaal. Naar oosters gebruik worden de gasten tweemaal uitgenodigd. Hij nodigt velen uit en zegt: ‘Komt want alle dingen zijn nu gereed’ (Lukas 14:17)! Maar de genodigden beginnen zich te verontschuldigen. De één heeft een akker gekocht en een ander is druk met zijn vee. Weer een ander kan niet komen omdat hij kortgeleden getrouwd is. Deze redenen vormen stuk voor stuk een dekmantel om maar niet te hoeven komen naar de maaltijd. Deze ‘zogenaamde’ vrienden van de gastheer zien het feest slechts als een last. Als de knecht na zijn rondgang bij zijn baas terugkomt en vertelt wat de mensen zeiden, wordt de gastheer boos over deze belediging. Willen zijn vrienden dan niet komen tot de maaltijd? Hoe kan hij hen zijn vrienden noemen als dat niet blijkt uit hun daden? Toch moet de maaltijd doorgaan. Daarom verandert de gastheer zijn uitnodiging. Hij zegt tegen zijn knecht: ‘Ga er snel opuit naar de straten en stegen van de stad en breng de armen en verminkten en kreupelen en blinden hier binnen’ (Lukas 14:21). Stipt en direct gaat de knecht weg en doet wat hem opgedragen is. Nu komen de mensen wel. Al snel wordt de zaal gevuld met allerlei gasten. Maar nog is er plaats en daarom moet de knecht nogmaals uitgaan. Dit keer moet hij naar de plaatsen gaan waar de zwervers zich ophouden. De eerste keer moest de knecht van zijn meester zeggen: ‘Komt’. De tweede keer moest hij ze al inbrengen en nu moet hij ze zelfs in op dracht van zijn meester dwingen (Lukas 14:23). Niemand mag twijfelen aan de liefdevolle uitnodiging van de gastheer. Voor iedereen is er plaats en het niet binnen zijn in de feestzaal is een teken van onwil. De gastheer wil graag gasten aan zijn tafel en de knecht van de gastheer brengt de uitnodiging aan iedereen die het maar horen wil. Degenen die wegblijven missen alles omdat ze niet willen komen! Dat is meteen de les die Jezus aan de mensen wilde leren. Het gaat hier om het ingaan in het Koninkrijk der hemelen. Het beeld van een maaltijd in vergelijking met het Koninkrijk van God vinden we in Spreuken 9, Jesaja 25, Lukas 13:29 en Openbaringen 19:9. God Zelf is de hemelse gastheer. Hij wil mensen laten delen in Zijn heerlijkheid, Zijn genade, vergeving, barmhartigheid en Zijn liefde (Romeinen 3:24 ). De uitnodiging om te delen in dit diepe geluk komt tot alle mensen. Maar helaas zijn er mensen die weigeren (Johannes 1:11). Zij wijzen het aanbod van Gods liefde af. Ze hebben God en Jezus Christus niet nodig, omdat ze geen vergeving nodig hebben. Ze hebben het te druk met een zoeken van geluk buiten God! Het ontbreekt hen aan hartelijke inkeer. In hun trots en zelfgenoegzaamheid weigeren deze mensen binnen te gaan in de bruiloftzaal. Het is door eigen schuld dat zij niet zullen delen in de vreugde van het geloof! Het is alsof Jezus door deze gelijkenis wil zeggen: ‘Mensen, luister toch eens! De maaltijd is klaa r! (Het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen). Nu moet u ook binnengaan in de bruiloftzaal. Verwerp niet langer het Evangelie van Mijn genade en kom tot God. Keer je naar Hem toe en sla Zijn uitnodigingen niet langer in de wind voordat het te laat is. Er komt een moment dat de deur dichtgaat en dan houdt de uitnodiging op! Dan zal het feest beginnen en hoe vreselijk zal het zijn om dan buiten te staan’! Jezus zegt in Openbaringen 3:20: ‘Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop. Als iemand Mijn stem hoort, en de deur opent, zal Ik bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden, en hij met Mij’. ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie Mijn woord hoort en Hem gelooft Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven en komt niet in de verdoemenis, maar is uit de dood overgegaan in het leven’ (Johannes 5:24). Bent u, ben jij al binnen?
Tot slot
Jezus heeft op indringende manier uitleg gegeven over het Koninkrijk van God. Aan de ene kant heeft Hij op geweldige wijze de liefde en bewogenheid van God geschilderd. Een God voor wie we werkelijk waardevol zijn en een God Die er alles aan gedaan heeft om ons terug te brengen in Zijn tegenwoordigheid. Aan de andere kant heeft Jezus ook gewezen op de hardnekkigheid van het ongeloof. Velen verwierpen de boodschap van Zijn Evangelie omdat zij ten diepste niet wilden erkennen dat zij verloren waren. Ook vandaag de dag verwerpen duizenden mensen het Evangelie van Jezus Christus. Ook zij weigeren zichzelf als een weggelopen en verloren zondaar te zien. En welke reden je ook bedenkt, wegblijven van God betekent opstand en ongehoorzaamheid. Zijn uitnodiging gaat uit. Zijn armen zijn wijd uitgebreid om u te ontvangen. Hij staat ook nu gereed om verloren zonen en dochters voor eeuwig in Zijn hart te sluiten!