Inleiding

Kort nadat de Heere Jezus was begonnen met Zijn verkondiging, preekte Hij op een keer in de synagoge van Kapernaüm. Hij las daar een passage voor uit Jesaja 61:1 en 2, waarin de Messiaanse tijd (tijd van de Messias) prachtig wordt beschreven als ‘het aangename jaar des Heeren’. Een tijd om aan armen het evangelie te verkondigen en om gebrokenen van hart te genezen. Om aan gevangenen ‘loslating’ te prediken en aan blinden herstel van hun zicht. Dit zouden de tekenen zijn wanneer de Messias zich zou openbaren. Nadat de Heere Jezus deze woorden gelezen had, sloot Hij het boek (Lukas 4:16-22). Alle mensen luisterden gespannen naar wat Hij zou gaan zeggen. Jezus bewees toen vanuit de schriften dat deze woorden nu vervuld werden. De Messias was gekomen, en hoewel velen dat nog niet wisten stond Hij hier in eigen persoon voor hen. Deze woorden waren duidelijk, maar daar bleef het niet bij. Om zijn boodschap te onderstrepen deed Jezus ook veel wonderen. Deze hadden een belangrijke rol in het werk dat Hij deed. En die wonderen waren erg opzienbarend. Ze trokken geweldig de aandacht van de mensen. De geschiedschrijver Flavius Josephus schrijft over de wonderen van de Heere Jezus het volgende: ‘Jezus verrichtte wonderbaarlijke daden en is voor hen die de waarheid met blijdschap ontvangen een leraar (Antiquitates 18.63,64).’ De westerse visie op wonderen In de westerse wereld speelt het wetenschappelijk rationalisme een grote rol. Wat wij met ons verstand kunnen begrijpen geloven we. De wonderen die de Heere Jezus heeft gedaan wijzen velen af als resultaat van bijgeloof. Toch heeft deze opvatting in de loop van de twintigste eeuw terrein verloren. We hebben ontdekt dat de visie op de oude volken (alsof de mensen toen allemaal dom waren) meer te maken heeft met onze arrogantie dan met wetenschap. Bovendien is gebleken dat bij elke vraag die de moderne wetenschap beantwoordt, er vijf of tien nieuwe vragen bijkomen. Nu we steeds meer te weten komen over de niet-westerse culturen, wordt ook duidelijk dat ons rationalisme met zijn nadruk op logica en statistiek veel beperkter is dan het geloof in de geestelijke werkelijkheid. De meerderheid van de wereldbevolking neemt zonder meer aan dat er meer is dan wij kunnen zien en begrijpen. Uit de grote opkomst van de interesse voor het bovennatuurlijke en spirituele blijkt ook wel dat het rationalisme niet meer een afdoend antwoord is voor veel mensen uit de westerse wereld.

De openbaring van de Messias

Er is nog iets dat belangrijk is als we het hebben over de wonderen en tekenen van Jezus. Door alle eeuwen heen, maar in het bijzonder vandaag de dag, zien we hoe de satan er alles aan doet om het werk van God te imiteren. Door dit te doen probeert hij mensen in verwarring te brengen en ze zo van God af te houden. De tekenen van de Heere Jezus waren echter heel uniek. Het was een bevestiging van de boodschap die Jezus bracht. De liefde van God voor gevallen mensen, de vervulling van Gods belofte uit het paradijs. Door de wonderen die Jezus deed, bewees Hij dat Hij de Messias was. Het bijzondere van de wonderen van de Heere Jezus zat niet zozeer in wat hij deed, maar in het moment waarop en in de persoon aan wie hij ze deed. Het is bijzonder om te zien dat het soort mensen dat Jezus genas (de doven, stommen en verlamden) volgens Jesaja juist een teken zouden zijn van het komende Koninkrijk. ‘Dan zullen de ogen van de blinden worden opengedaan, de oren van de doven zullen worden geopend. Dan zal de kreupele springen als een hert, de tong van de stomme zal juichen.’ (Jesaja 35:5,6). Die overeenkomst was niet toevallig, zeker niet voor de mensen die Jezus kritisch volgden. Het kon de mensen ook niet zijn ontgaan dat de omstandigheden waaronder Jezus de mensen genas vaak een schending van de joodse wetten betekende. Jezus genas mensen op de sabbat! Hij genas mensen die volgens de reinheidswetten genegeerd moesten worden! Hij bemoeide zich met mensen van een ‘verkeerde afkomst’ (zoals het dochtertje van een heidense vrouw, Markus 7:24)! Hij bezocht mensen die op verkeerde plaatsen woonden (zoals de man op de heidense begraafplaats bij Gadara, Markus 5:1-20). En Hij raakte mensen aan die volgens elke religieuze maatstaf onrein waren (zoals de vrouw die aan bloedvloeiingen leed, Markus 5:25-34). Hoe kan iemand bezwaar hebben tegen genezing? Die vraag stelde Jezus ook toen Hij in de synagoge een man met een verlamde hand genas (Markus 3:4). Waarom kwam er zo’n sterke weerstand tegen de wonderen van Jezus? Jezus genas de mensen niet uit medelijden alleen. Veel sterker nog: Hij zag elke vorm van moeite en ziekte als een teken van de macht van de satan.

Met innerlijke ontferming bewogen

De Bijbel maakt ons duidelijk dat door de opstand van de mens tegenover God de ellende in deze wereld is gekomen. Ziekte is een gevolg van onze gebroken relatie met God. Daardoor leven wij in een gebroken wereld. Door de breuk in het paradijs is deze mensheid onderworpen aan de macht en de gevolgen van het kwaad. Tijdens Zijn verblijf op aarde is Jezus dagelijks geconfronteerd met de gevolgen van onze zonde, namelijk deze gebrokenheid. Het heeft hem verbijsterd, verontwaardigd, maar tegelijk ook diep bewogen. Bij het zien van een man die door melaatsheid (een ernstige vorm van lepra) erg misvormd was, werd Jezus ‘innerlijk met barmhartigheid bewogen’ (Markus 1:40-45). Hij zag welke diepe sporen de zonde getrokken had in de mensheid. Het raakte Hem diep! Maar Hij liep er niet van weg. Hier lag juist Zijn taak. Hij kwam als Redder! Om hoop en verwachting te scheppen in de chaos van deze gebroken wereld. Hij kwam om Zijn leven te geven aan het kruis op Golgotha, zodat verloren, beschadigde en gebroken mensen weer kunnen leven in de nabijheid van God. Jezus legde nadrukkelijk geen verband tussen het lijden en iemands persoonlijke zonden. Integendeel: toen de discipelen van de Heere Jezus dit opperden, ging Hij daar regelrecht tegenin (Johannes 9:1-5). De genezingen die de Heere Jezus deed hadden te maken met Zijn boodschap en met de komst van Gods Koninkrijk, dat zou komen in de plaats van ‘het rijk van deze wereld’. Daarom hadden Zijn wonderen zo’n sterke theologische lading en daarom maakten Zijn tegenstanders er ook bezwaar tegen. Want wie de wonderen van Jezus goed bekijkt, ziet daarin dezelfde thema’s als in Zijn boodschap: – God is een liefhebbende Vader, Die zonder uitzondering het goede zoekt voor mensen die verloren zijn in de zonde (Johannes 3:16). Jezus heeft op allerlei verschillende manieren laten zien dat God het behoud van ieder schepsel op het oog heeft (Romeinen 5:8).

  • Bij God is geen ‘aanzien des persoons’. Hij is niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaren tot bekering (Markus 2:17). Vaak waren het juist verschoppelingen van de samenleving die de Heere Jezus genas.
  • Wat Hij zei over de liefde van God voor gevallen zondaren bleef niet alleen bij ‘mooie woorden’. De liefde werd zichtbaar in de genezing van mensen en in de vergeving van zonden (Mattheüs 8:1-4, Lukas 17:11-19, Markus 5:21-43).
  • Genezingen gebeurden vaak samen met de vergeving van zonden (Markus 2:1-12).
  • Genezingen hadden ook alles met het geloof te maken (Markus 5:32-34, Markus 9: 14-29). In één geval bleek dat gebrek aan geloof een belemmering was voor Jezus’ kracht (Markus 6:5-6). Dit is ook één van de redenen waarom de wonderen van de Heere Jezus zoveel weerstand opriepen.

De wonderen in drie groepen

De wonderen van Jezus kunnen we in de volgende groepen verdelen: 1. De genezingswonderen. Talloze ziekten en kwalen werden door Jezus genezen. 2. De natuurwonderen. Denk aan de wonderbare spijziging (Markus 6:30-44 en Markus 8:1-10), het kalmeren van de storm (Markus 4:35-41) en Jezus die over het water loopt (Markus 6:45-52). Door de natuurwonderen liet de Heere Jezus zien dat alle natuurwetten onderworpen zijn aan de macht van God. God heeft deze wetten in de schepping gegeven en wij als mensen zijn daaraan gebonden. Maar voor God zelf gelden deze wetten niet. Dit is gebleken op het moment dat de Heere Jezus terugkeerde naar de hemel als het huis van Zijn Vader. Hij was hierin niet gebonden aan de zwaartekracht of dampkring. 3. De dodenopwekkingen. Naast de genezingen en de natuurwonderen lezen we in de Bijbel ook van drie personen die door de Heere Jezus uit de doden zijn opgewekt (Mattheüs 9:18-25, Lukas 7:11-15 en Johannes 11:1-44). Het is onmogelijk om alle wonderen in het kader van deze cursus te behandelen. In deze les zullen we er een aantal wat dichterbij bekijken.

Het eerste wonder

Het eerste wonder van Jezus gebeurt tijdens een bruiloft in het dorpje Kana in Galilea (Johannes 2:1-11). Jezus is hier met Zijn discipelen en Zijn moeder. Op een zeker moment raakt de wijn op. Er staan zes grote aarden kruiken, elk met een inhoud van zo’n honderd liter. Die werden bij bepaalde gelegenheden gevuld met water, zodat men zich volgens de Joodse reinigingswetten kon wassen. Jezus zegt tegen de bedienden: ‘Vul de watervaten met water’. Als ze dat gedaan hebben zegt Hij: ‘Schep nu en breng het naar de hofmeester’. Zij doen precies wat Jezus hen zegt en geven van het water aan de ceremoniemeester. De ceremoniemeester proeft van het water (dat wijn geworden was) en roept de bruidegom bij zich. Verwonderd vraagt hij: ‘Iedereen zet eerst de goede wijn voor, en wanneer men er goed van gedronken heeft, daarna de mindere; u hebt de goede wijn tot nu bewaard.’ Zo laat Jezus in Kana in Galilea voor het eerst zien wie Hij werkelijk is. Hij heeft alle macht in de hemel en op de aarde en zelfs de natuurwetten staan onder Zijn gezag. Jezus laat hierin zien dat Hij de Wijn is die het hart vreugde geeft. De ware vreugde is alleen bij Hem te vinden. Opmerkelijk staat er geschreven: ‘Zijn discipelen geloofden in Hem’ (Johannes 2:11). Dat was uiteindelijk het doel. Jezus is geen tovenaar en verricht geen spektakel, maar het gaat Hem om het geloof. Jezus doet Zijn wonderen om Zijn boodschap te onderstrepen. Do or dit teken werd het de discipelen duidelijk dat Jezus de Messias is.

De genezing van de verlamde

Bij het volgende wonder zien we een duidelijk verband tussen genezing en de vergeving van zonden. We lezen dat dit wonder plaatsvindt in Kapernaüm (Markus 2:1-12). Als Jezus hier is aangekomen, duurt het niet lang of iedereen uit het stadje is ervan op de hoogte. Het huis waar Jezus verblijft, is al snel overvol met mensen. Zelfs voor de deur en buiten staan veel mensen te luisteren naar wat Jezus zegt. Dan komen er vier mannen met een draagbaar. Ze dragen een man met zich mee die verlamd is. Deze vier mannen willen graag naar Jezus toe. Omdat het zo druk is kunnen ze niet bij Jezus komen. Daarom gaan ze het platte dak van de woning op en maken daarin een groot gat, vlak boven de plaats waar Jezus zich bevindt. Daarna laten ze de verlamde man door het dak zakken. Als Jezus dit ziet gebeuren zegt Hij iets opmerkelijks tegen de man: ‘Uw zonden zijn u vergeven’ (Markus 2:5). In dit huis bevinden zich ook een aantal godsdienstige leiders. Als zij de woorden van Jezus horen roepen ze verontwaardigd uit: ‘Waarom spreekt Deze op die manier godslasteringen? Wie kan zonden vergeven dan God alleen?’ Jezus weet echter wel wat er in hen omgaat en zegt tegen hen: ‘Waarom overlegt u deze dingen in uw hart? Wat is gemakkelijker, tegen de verlamde te zeggen: De zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op, neem uw ligmat op en ga lopen?’ En om te laten zien dat de Heere Jezus de Zoon van God is en de macht heeft om zonden te vergeven, zegt Hij tegen de verlamde: ‘Sta op, neem uw ligmat op en ga naar uw huis.’ En dan gebeurt het wonder dat de man opstaat, zijn bed oppakt en naar buiten loopt. Het geheim achter de wonderen van de Heere Jezus ligt in het feit dat Hij de Messias is, de Zoon van God! Jezus hoeft niet te bewijzen dat Hij de Messias is, maar Hij geeft een teken om het ongeloof van de mensen te verbreken. De mensen staan stomverbaasd en verheerlijken God. Zoiets hebben ze nog nooit gehoord. Hier bereikt Jezus dus Zijn doel! De mensen zijn verwonderd bij het teken en ‘ze verheerlijkten God’. Ze komen tot de erkenning dat Jezus de Redder, de Zaligmaker en de Verlosser is. Met dit wonder geeft Jezus een duidelijk verband aan tussen genezing en vergeving van zonden. Eerst neemt Jezus de wortel van het kwaad weg: Hij vergeeft de zonden. Daarna neemt Hij ook de gevolgen van de zonde weg: de man ontvangt genezing (1 Johannes 1:7 en 9).

De genezing van de jongen met een boze geest

Wonderen hebben alles te maken met geloof. De Heere Jezus wijst de mensen vaak op de noodzaak van het geloof. Die boodschap vinden we dan ook terug in de wonderen van Jezus. In Markus 9:14 discussiëren de discipelen van Jezus met de godsdienstleraars. Er staan heel wat mensen omheen. Dan komt Jezus. Op zijn vraag wat er aan de hand is, vertelt een man uit het volk dat hij zijn zoon tot Jezus wilde brengen. Een jongen die vol is van een boze geest. Regelmatig krijgt deze jongen een aanval van demonische machten en dan staat het schuim hem op de mond. De discipelen hebben al geprobeerd om deze demonische macht te verjagen maar het is hen niet gelukt. Jezus verwijt hen hun ongeloof. Jezus vraagt om de jongen bij Hem te brengen. Zodra de jongen bij Jezus komt, vult de demonische geest weer het lichaam van deze jongen. Satan zelf houdt deze jongen in zijn greep. De jongen valt op de grond en het schuim staat hem op de mond. ‘Hoelang is het al dat dit hem overkomt?’ vraagt Jezus? ‘Van jongs af aan’ antwoordt de vader van de jongen: ‘Vaak heeft hij hem ook in het vuur en in het water geworpen om hem om te brengen; maar als U iets kunt, wees dan met innerlijke ontferming over ons bewogen en help ons.’ Waarop Jezus zegt: ‘ Als u kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft.’ ‘Ik geloof, Heere!’ zegt de man. ‘Kom mijn ongeloof te hulp.’ Daarop bestraft Jezus de boze geest: ‘Geest die maakt dat men niet kan spreken en die doof maakt, Ik beveel u: Ga uit van hem, en kom niet meer in hem!’ De jongen gilt vreselijk en terwijl de demonische macht van hem wijkt, blijft de jongen als dood op de grond liggen. Jezus neemt daarop de jongen bij de hand en geeft hem aan zijn vader terug. Niet de almacht van God staat hier voorop, maar het geloof. Jezus vraagt eerst geloof en daarna volgt het teken. Veel mensen  volgden Jezus om Zijn tekenen, maar Jezus wijst op het belang van het geloof (Johannes 6:26-30). Al zouden er geen tekenen gebeuren, dan nog is Jezus de Messias, de Redder voor deze wereld! Deze man ontdekt dat er zoveel ongeloof in zijn hart is: ‘Ik geloof Heere, kom mijn ongeloof te hulp’. Dat is een belangrijke les. Het ongeloof moet wijken voor er plaats is voor Jezus in ons hart. Jezus wil ons ongeloof te hulp komen als wij Hem daar, net als deze vader, om vragen. Dit kan wat verwarring geven – ongeloof te hulp komen. Ongeloof moet geholpen, maar bestreden worden. Misschien deze ‘hulp’ even definiëren als de hulp die het ongeloof bestrijdt en laat verdwijnen?

De wonderlijke spijziging

Alle vier de Evangeliën vertellen ons over de dag waarop Jezus vele uren voor een geboeid luisterende menigte spreekt (Mattheüs 14:13-21). Nadat Hij uitgesproken is, zegt Hij tegen zijn verbaasde discipelen dat ze de mensen iets te eten moeten geven. Dat zou beter zijn dan hen hongerig naar huis te laten gaan. Het enige voedsel dat echter beschikbaar is zijn vijf broden en twee vissen, die door een jongen zijn meegebracht. Jezus neemt dit voedsel en nadat Hij gedankt heeft breekt Hij het in stukken. Dan vindt ook hier een groot wonder plaats. De broden worden niet minder en de vis raakt niet op. De menigte bestaat uit meer dan 5000 mannen, de vrouwen en de kinderen nog niet meegerekend. Johannes vertelt ons in zijn evangelie hoe Jezus dit wonder gebruikt als teken om de mensen te wijzen op Zichzelf. Jezus zegt: ‘Ik ben het Brood des levens’ (Johannes 6:32-59). Zoals brood het lichaam voedt en leven geeft, geeft Jezus eeuwig leven aan degenen die in Hem geloven. In deze gebeurtenis wijst Jezus duidelijk op zichzelf als het enige offer voor de zonden. Iedereen die door het geloof gebruik maakt van Hem ontvangt het eeuwige leven (Johannes 6:47). Ook hier gebruikt Jezus een teken om Zijn boodschap te onderstrepen. De storm op zee Op een keer steekt Jezus met Zijn discipelen het meer over in een bootje. Er breekt een geweldige storm los en het scheepje dreigt te zinken (Lukas 8:22-25). De bange discipelen roepen tot de Heere Jezus om hulp: ‘Meester, Meester, wij vergaan’! Dan wijst Jezus hen op hun ongeloof. En met één zin kalmeert Jezus de wind en de golven. Er staat in de Bijbel dat Hij ze bestraft. Op Gods gezag zwijgt de natuur. De wind en de zee zijn Hem gehoorzaam (Lukas 8:25). Ook hier wijst Jezus op het ongeloof van Zijn discipelen. Waarom zijn jullie zo bang? Ik ben toch bij jullie? Hun geloof moet groter worden. Hun vertrouwen op Hem is nog niet vast genoeg. Geloven en vertrouwen zijn belangrijke sleutelwoorden. Wie door het geloof verbonden is aan Jezus Christus hoeft niet bang te zijn (Psalm 91:1 en Psalm 56:4-5).

Tot slot

Jezus heeft vele wonderen en tekenen gedaan. Door middel van wonderen wilde Jezus Zijn boodschap illustreren. Hij liet zien dat Hij de beloofde Messias was, de Zoon van God, het Lam van God dat de zonden van de wereld kon wegnemen. In Johannes 20:28-31 staat dat Jezus tegen Thomas zegt: ‘Omdat u Mij gezien hebt, Thomas, hebt u geloofd; zalig zijn zij die niet gezien zullen hebben en toch zullen geloven.’ ‘Jezus nu heeft in aanwezigheid van Zijn discipelen nog wel veel andere tekenen gedaan, die niet beschreven zijn in dit boek, maar deze zijn beschreven, opdat u gelooft dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat u, gelovend, het leven hebt in Zijn Naam.’ (Johannes 20:31).

De uitleg van de Bijbel,
speciaal voor kinderen

Ga naar ontdek de bijbel voor kinderen
Ontdek de bijbel voor kinderen

Vragen over de Bijbel? Stel ze gerust!

We kunnen ons voorstellen dat er vragen bij je bovenkomen tijdens je ontdekkingstocht. Als wij je kunnen helpen dan doen we dat graag.

Laat een reactie, opmerking of vraag achter via ons contactformulier. Dan zullen we daar zo snel mogelijk op antwoorden.

Stel je vraag