Goede Vrijdag… een rare naam eigenlijk! De aanduiding ‘vrijdag’ kunnen we nog wel begrijpen. Het was op de vrijdag voor Pasen dat Jezus gekruisigd werd op Golgotha. Maar was de gevangenneming en het proces rondom Jezus wel zo goed op die bewuste vrijdag? Het antwoord zit in de uitkomst van dit alles. Goede Vrijdag loopt uit op Pasen. Met Goede Vrijdag gaat het om een offer dat gebracht moest worden voor de zonden van de mensen. Met Pasen gaat het om de overwinning over de macht van het kwaad en de dood. Jezus is gestorven maar ook opgestaan uit de dood. Hij leeft! En daarom is ‘Goede Vrijdag’ goed. Omdat door het offer van Jezus op Goede Vrijdag de redding en het eeuwig behoud van mensen mogelijk is. Aan het eind van Jezus’ leven wisselden de gebeurtenissen elkaar in hoog tempo af. Stuk voor stuk allemaal belangrijke feiten, die een hele les verdienen. Maar in het kader van deze cursus kunnen we er maar een aantal behandelen. Wel is het heel belangrijk om te weten dat in deze periode tal van profetieën uit het Oude Testament vervuld zijn (denk aan Jesaja 53). Dat bewijst dat het hier om een heel belangrijk moment in de wereldgeschiedenis gaat. God vervult Zijn belofte en werkt het plan van de verlossing uit dwars door het lijden en sterven van Jezus Christus! 

De feiten op een rij

Wat gebeurde er zoal die laatste uren? Als we alle bijbelboeken naast elkaar leggen komen we tot het volgende overzicht:

• Donderdagavond, 18.00 uur Jezus heeft met Zijn discipelen het Pascha gevierd en gegeten. Hier heeft de Heere Jezus het Heilig Avondmaal ingesteld. Dit heeft geduurd tot acht uur.

• Donderdagavond, 20.00 uur. Jezus heeft de voeten van de discipelen gewassen, en heeft Judas aangewezen, die Hem verraden zou. Dit duurde tot negen uur.

• Donderdagavond, 21.00 uur. Rond negen uur is Judas (de verrader) weg gegaan. Jezus heeft hierna de woorden gesproken tot de discipelen die we kunnen vinden in Johannes 14 tot en met 17.

• Donderdagavond, 22.00 tot 24.00 uur. Van tien tot twaalf uur is Jezus vertrokken uit de zaal en de beek Kedron overgegaan naar de hof van Gethsemané. Hier heeft de Heere Jezus zo ernstig gebeden dat Zijn zweet werd als druppels bloed.

• Vrijdagmorgen, 00.00 tot 03.00 uur. Van twaalf tot drie uur (‘s nachts) is de Heere Jezus verraden door Judas, en door de soldaten gebonden en naar Jeruzalem gebracht, naar het huis van Kajafas, de Hogepriester.

• Vrijdagmorgen, 03.00 tot 06.00 uur. Van drie tot zes uur is Jezus verhoord door het Sanhedrin. Hier heeft Petrus zijn Meester verloochend, en heel de Joodse raad heeft ingestemd met de veroordeling van Jezus.

• Vrijdagmorgen, 06.00 uur Om zes uur tegen de morgen is Jezus naar Pilatus gebracht. Judas (de verrader) heeft zichzelf opgehangen.

• Vrijdagmorgen, 07.00 uur. Om zeven uur is de Heere Jezus naar Herodes gebracht.

• Vrijdagmorgen, 08.00 uur. Om acht uur is de Heere Jezus weer terug naar Pilatus gebracht, die Hem aan de Joden voorstelde. Hij gaf hun de keus om Bar-Abbas (de moordenaar) of Jezus los te laten. Het volk koos voor Bar-Abbas.                                                              

• Vrijdagmorgen, 09.00 uur. Om negen uur is de Heere Jezus gegeseld, en met doornen gekroond.

• Vrijdagmorgen, 10.00 uur. Om tien uur heeft Pilatus, Jezus uit het rechthuis gebracht en gezegd: ‘Zie de Mens’. Daarna heeft hij Jezus openlijk veroordeeld tot de kruisdood.

• Vrijdagmorgen, 11.00 uur. Om elf uur heeft de Heere Jezus gewillig Zijn kruis gedragen naar Golgotha. En daar aangekomen, is Hij gekruisigd.

• Vrijdagmorgen, 12.00 uur. Om twaalf uur op de middag is er een diepe duisternis over de aarde gekomen die drie uur heeft geduurd.

• Vrijdagmiddag, 15.00 uur. Om drie uur werd het weer licht en riep Jezus het uit: ’Het is volbracht’. Daarna is Hij gestorven.

• Vrijdagmiddag, 17.00 uur. Om vijf uur is de Heere Jezus door Jozef van Arimathea en Nicodemus begraven in een grafspelonk.

Het verraad van Judas

Eén van de discipelen, Judas Iskarioth heeft Jezus verraden aan de geestelijke leiders van het volk. Terwijl Jezus de laatste uren van Zijn leven met Zijn discipelen doorbracht, liep Judas de zaal uit naar het paleis van de hogepriester (Mattheüs 26:14). Voor Judas was het spel uit. Uiterst teleurgesteld over het Messiasschap van Jezus weet hij geen andere mogelijkheid dan Jezus te verraden. Judas verwachtte een aards Koninkrijk. Daar was het hem om te doen. Het ging hem niet om een hartelijke relatie vanuit liefde voor Jezus maar om een delen in het Koninkrijk van Hem. Na de intocht in Jeruzalem heeft Judas begrepen dat Jezus geen aards Koninkrijk zou oprichten, maar dat het ging om een geestelijk Koninkrijk. Heel zijn plannen vielen in duigen. Judas kon het niet langer verkroppen. Hij ging naar de overpriesters en vroeg hen wat zij hem te bieden zouden hebben als hij hen zou vertellen waar Jezus was. Het was hem om geld te doen! ‘Dertig zilverlingen’, was het antwoord. Een karig loon, maar voor Judas is het genoeg (Mattheüs 26:15).     

In de hof van Gethsémané

Ondertussen heeft Jezus de Paaszaal verlaten. Hij is met Zijn discipelen op weg naar de hof van Gethsémané (Lukas 22:39), een tuin net buiten Jeruzalem. Onderweg heeft Hij nog met Zijn discipelen gesproken over de dingen die zouden komen. Bij de ingang van de hof laat Jezus acht van Zijn discipelen achter. Samen met Petrus, Jakobus en Johannes gaat Hij dieper de tuin in. Ergens midden in de hof gaan ze zitten. Op dat moment komt er een grote angst over Jezus. Het is alsof elke vezel van Zijn bestaan terugschrikt voor het ontzettende dat komen gaat. Jezus voorziet hoe Hij straks gevangen genomen zal worden en dat hij onschuldig veroordeeld wordt. Hij zal gegeseld en bespot worden en uiteindelijk zullen wrede handen Hem aan het kruis vastspijkeren. Dit beeld schokt Hem. Hij zegt: ‘Mijn ziel is zeer bedroefd, tot de dood toe’ (Mattheüs 26:38 ). Dan loopt Jezus een paar stappen bij Zijn discipelen vandaan en valt neer op de grond. Hij wil alleen zijn. In deze worsteling kunnen Zijn discipelen Hem niet helpen. Hij moet deze strijd alleen strijden. Terwijl Hij hevig geëmotioneerd is bidt Hij: ‘Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze drinkbeker aan Mij voorbij gaan. Maar niet zoals Ik wil, maar zoals U wilt’ (Mattheüs 26:39). De uitdrukking ‘drinkbeker’ is een beeld van de maaltijden in Israël. De vader nam de beker en gaf deze aan ieder kind dat naar hem toekwam. Ook Jezus krijgt hier een beker uit de hand van Zijn Vader. Maar de inhoud van die beker is zo vreselijk. Terwijl Jezus opziet tegen wat komen gaat, bidt Hij dat de wil van Zijn Vader mag gebeuren. Hij lijdt niet voor zichzelf, maar in plaats van al de gelovigen. Het gaat hier om een offer dat gebracht moet worden voor de zonden van de mensen. God is een God van liefde. In Zijn liefde is Hij ook rechtvaardig. Gods genade is zo groot: de beker van Gods straf die mensen verdiend hebben, heeft God aan Zijn Zoon Jezus Christus te drinken gegeven. ‘De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem’ (Jesaja 53:5). Daardoor is er voor iedereen die door het geloof gebruik maakt van dit offer weer eeuwig geluk en een herstelde relatie met God mogelijk is. Nadat Jezus zo een tijd geknield gelegen heeft, staat Hij op om naar Zijn discipelen terug te gaan. Maar als Hij bij hen komt, liggen ze te slapen. Hij zegt tegen Petrus: ‘Was u dan niet in staat één uur met mij te waken? Waak en bid, opdat u niet in de verzoeking komt’(Mattheüs 26:40). Die sterke Petrus die bekend stond vanwege zijn voortvarendheid kon toen het er op aankwam nog geen uur met de Heere Jezus waken. Daarna ging Jezus terug en bad voor de tweede keer: ‘Mijn Vader, als deze drinkbeker aan Mij niet voorbij kan gaan zonder dat Ik hem drink, laat Uw wil dan geschieden.’(Mattheüs 26:42) Als Jezus daarna opnieuw bij Zijn discipelen komt, liggen ze weer te slapen. En voor de derde keer gaat Jezus naar de plaats waar Hij worstelt in het gebed. Hij voorziet Zijn afschuwelijk lijden en sterven en raakt in een diepe innerlijke strijd. De emotie is daarbij zo heftig dat het bloed uit Zijn aderen werd geperst (Lukas 22:44). Nu weten we dat de schrijver Lukas zelf een arts was. Juist hij schrijft dat de angst van Jezus zo groot was dat Hij grote druppels bloed zweette. Dit geeft aan hoe intens het verdriet en de emotie is geweest waaronder Jezus leed. Maar we lezen dat Jezus na dit moment rustig wordt. Een engel van God daalde neer en versterkte Hem. Nu de discipelen Hem alleen laten zorgt God de Vader voor ondersteuning in Zijn diepe smart en verdriet (Lukas 22:43). Voor de laatste keer gaat Jezus terug naar Zijn discipelen. Nu heeft Hij hun hulp niet meer nodig. De strijd is nu gestreden. Jezus zegt tegen Zijn Discipelen: ‘Sta op, laten wij gaan; zie, hij die Mij verraadt, is dichtbij’(Mattheüs 26:46). 

De gevangenneming

Tegelijk verschijnen tussen de bomen de soldaten. Ze komen snel dichterbij. Ze dragen helmen, zwaarden en houten stokken. Ze hebben fakkels en lantaarns om hun weg te verlichten (Johannes 18:3). Voorop loopt Judas. Hij loopt recht op Zijn Meester af, valt Jezus om de hals en kust Hem. Een vreselijk spel van Judas! Jezus zegt dat ook tegen hem: ‘Judas, verraadt u de Zoon des mensen met een kus?’ Dan komen de soldaten naar voren, maar Jezus loopt niet weg. Van gevoelens van angst is niets meer te merken. Rustig vraagt Hij: ‘Wie zoekt u?’ ‘Jezus de Nazarener’ is het antwoord. Waarop Jezus rustig zegt: ‘Ik ben het’. Terwijl Jezus die laatste woorden spreekt vallen de soldaten op de grond. Jezus laat zien met wie ze te maken hebben. Hij is in staat om twaalf legioenen engelen te sturen om alle vijanden in een keer te vernietigen. Hier staan de soldaten tegenover de Zoon van de levende God. En dat moeten ze wel beseffen. Dat Jezus zich gevangen laat nemen is vrijwillig. Het is zoals de Heere Jezus zelf zegt: ‘om de schriften te vervullen’. Tot twee keer toe staat dat in dit hoofdstuk (Mattheüs 26: 54 en 56). Nog een keer vraagt Hij: ‘Wie zoekt u?’ En weer luidt het antwoord: ‘Jezus de Nazarener’. Dan zegt Jezus: ‘Ik heb u gezegd dat Ik het ben. Als u dan Mij zoekt, laat dezen weggaan’. Terwijl de soldaten voor Hem staan met stokken en zwaarden, denkt Jezus in onbegrijpelijke liefde aan Zijn volgelingen en zorgt voor hun veiligheid. Daarna wordt Hij gevangen genomen en weggevoerd naar Jeruzalem. Jezus is zich ten volle bewust van het feit dat deze weg nodig is om Gods redding voor deze wereld tot uiting te brengen. Hij zei: ‘De drinkbeker die de Vader mij gegeven heeft, zal Ik die niet drinken?’ Langzaam zet de stoet zich in beweging. De discipelen blijven achter, ontredderd! Alleen gaat Jezus de laatste uren van Zijn lijden in. ‘Hij heeft alleen gestreden. Niemand was met Hem‘ (Jesaja 63:3)! 

De veroordeling door de Joodse Raad

Intussen zijn de leden van de Joodse Raad in het holst van de nacht bijeen gekomen. Ze komen samen in een van de zalen van het huis van Kajafas, de Hogepriester. Hij zal ook deze vergadering voorzitten. Daar verschijnt Jezus, als een misdadiger! In een proces zullen er toch ook getuigen moeten zijn. Er zijn echter alleen valse getuigen (Mattheüs 26:59) en hun getuigenissen lopen ook nog eens ver uiteen. Toch moeten er twee of drie getuigen zijn die hetzelfde getuigen. Anders mag er geen doodvonnis worden uitgesproken (Deuteronomium 17:6). Uiteindelijk is er een beschuldiging gevonden waar het Sanhedrin mee verder kan. Jezus heeft gezegd dat Hij de tempel zal afbreken en in drie dagen weer opbouwen. Wanneer Kajafas de moeite had genomen om deze zaak te onderzoeken had hij kunnen weten dat Jezus dit zei van Zijn eigen lichaam. Zijn lichaam zou afgebroken worden, maar na drie dagen zou Hij weer opstaan uit de dood (Johannes 2:19-22). Het ging dus helemaal niet over de tempel in Jeruzalem, maar over de tempel van Zijn leven. Kajafas neemt die moeite niet. Hij zoekt niet het recht, maar de dood! Dan vraagt Kajafas aan Jezus: ‘Antwoordt U niets? Wat getuigen deze mensen tegen U’? Maar Jezus zwijgt. Naar de profetie uit Jesaja 53:7! In deze rechtsverkrachting helpt geen enkel weerwoord! Dan zegt de Hogepriester: ‘Ik bezweer U bij de levende God, dat U ons zegt of U de Christus bent, de Zoon van God’. Op die vraag kan Jezus niet zwijgen. Hoewel Hij weet dat de dood Hem voor ogen staat kan Hij dit niet verloochenen. Jezus kijkt de zaal in en zegt: ‘Ik ben het.’ Dit machtige woord van Jezus maakte ongelofelijk diepe indruk op de hoorders. De Hogepries ter gaat staan en roept plechtig, maar schijnheilig uit: ‘U hebt de godslastering gehoord. Wat is uw mening?’ En zij allen antwoorden daarop dat Hij schuldig is. Daarmee is de zaak van Jezus voorlopig beslist (Mattheüs 26:65-66). Er volgt hierna een toneel dat zo afschuwelijk is dat het te gruwelijk is om het te beschrijven. De aanwezigen slaan uit alle macht Jezus in het gezicht en bespuwen Hem. Ze gooien een doek over zijn hoofd en slaan Hem dan heel hard, waarna ze vragen wie Hem geslagen heeft. Een vreselijk spel wordt hier met de Zoon van God gespeeld (Mattheüs 26:67-68). En daar staat Jezus… Als een misdadiger? Nee, als Redder, als Zaligmaker! 

De verloochening door Petrus

Wat is er ondertussen met de discipelen gebeurd? Toen Jezus gevangen genomen was, is Petrus samen met Johannes achter de groep soldaten aangelopen naar het huis van Kajafas (Johannes 18:5). Bij het huis van Kajafas loopt Petrus door naar binnen, naar  een grote binnenhof, waar de dienaren een vuur hebben gemaakt. Vanaf die plek kan hij nauwlettend volgen wat er zich binnen de rechtszaal afspeelt. Hij gaat tussen de knechten zitten. Ineens komt er een meisje op Petrus af. Ze kijkt hem indringend aan en zegt: ‘Ook u was bij Jezus, de Galileeër’. Boos kijkt Petrus haar aan en zegt: ‘Ik weet niet wat u zegt.’ Petrus staat op. Hij wordt onrustig. Juist op dat moment komt er een ander dienstmeisje op hem af en zegt: ‘Hij was ook bij Jezus de Nazarener.’ Kort en kribbig geeft Petrus het antwoord: ‘Ik ken de Mens niet.’ Ineens vormt zich een kring van mensen rond Petrus en ze zeggen tegen hem dat hij ook bij Jezus hoort. Dan begint Petrus te zweren en zichzelf te vervloeken en zegt opnieuw: ‘Ik ken de Mens niet’ (Mattheüs 26:74) Terwijl Petrus Jezus verloochent, hoort hij in de verte een haan kraaien. Petrus verbleekt! Wat heeft hij gedaan! Angstig kijkt hij om zich heen en ziet zijn Meester. Jezus kijkt hem aan. Tussen alle vuistslagen ziet Jezus zijn ontrouwe discipel in de ogen. Wat een droefheid en diep medelijden moeten er gelegen hebben in die blik van Jezus. Petrus zal het nooit meer vergeten (Lukas 22:61). Want nu herinnert hij de woorden die Jezus zei toen ze nog aan de paasmaaltijd zaten. Toen Petrus zo overtuigd was van zichzelf dat hij zei: ‘Mijn leven zal ik voor U geven.’ Jezus had toen tegen hem gezegd: ‘Zult u uw leven voor Mij geven? Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: De haan zal niet kraaien, voordat u Mij driemaal verloochend zult hebben.’ (Johannes 13:37-38) Nu Petrus dit alles als in een ­ its bedenkt kan hij zich niet langer bedwingen. Hij rent naar buiten en barst in tranen uit (Mattheüs 26:75). 

Jezus voor Pilatus

Nu het Sanhedrin Jezus veroordeeld heeft, moeten ze met grote haast te werk gaan. Ze moeten er voor zorgen dat Jezus direct wordt overgeleverd in de handen van Pilatus. Het is nog heel vroeg in de morgen als Jezus uit het huis van Kajafas naar het rechthuis van Pilatus gevoerd wordt. Pilatus was sinds het jaar 26 stadhouder van Judea en woonde in Caesarea, aan de kust van de Middellandse Zee. Bij grote feesten was hij meestal in Jeru zalem, met het oog op het gevaar van opstand. Dit keer was ook zijn vrouw meegekomen naar Jeruzalem. Vroeg in de morgen komen de priesters en de Farizeeën tot hem met Jezus. Pilatus was al bekend met het geval ‘Jezus’, want hij had de vorige avond soldaten meegestuurd om Jezus te arresteren. De Farizeeën verwachten dat Pilatus nu ook wel bereid zal zijn om Jezus te veroordelen, maar dat valt tegen. In plaats dat Pilatus eenvoudig het vonnis van de Joden bekrachtigt zonder verder onderzoek vraagt hij naar de beschuldiging die tegen Jezus wordt ingebracht. We weten dat er bij de Romeinen een redelijke rechtspraak was in die tijd. Als een goede Romein vraagt Pilatus hier dus eerst om een of‑ ciële beschuldiging. De Joden proberen eerst nog Pilatus om de tuin te leiden. Ze roepen: ‘Als Deze geen misdadiger was, zouden wij Hem niet aan u overgeleverd hebben.’ Maar Pilatus, die het Joodse volk al wel een beetje kende, begreep heel goed dat dit geen argument was. Hij had al wel gemerkt dat de Joodse leiders Jezus uit bittere haat en jaloezie aan hem hadden overgeleverd (Markus 15:10). Nu begrijpen de Joden dat ze met een gedegen aanklacht moeten komen. En dat doen ze dan ook. Ze hebben drie zware beschuldigingen tegen Jezus (Lukas 23:2). a) Hij brengt ons volk op een dwaalweg. b) Hij verbiedt de keizer belasting te betalen. c) Hij zegt dat Hijzelf Christus de Koning is. Het is opvallend dat deze beschuldigingen alle drie politiek zijn. De Joden begrepen wel dat Pilatus alleen op basis van politieke beschuldigingen bereid zou zijn om Jezus ter dood te veroordelen. Hier wordt Jezus beschuldigd als een revolutionair, terwijl de Joodse raad Hem ter dood veroordeelde vanwege godslastering. Duidelijk is te zien dat het de Joden bij voorbaat alleen ging om de dood van Jezus. Overigens zijn deze drie aanklachten ongegrond. Jezus heeft nooit gezegd dat men de Keizer geen belasting moest betalen, Hij heeft zelfs het tegendeel gezegd (Lukas 20:19-26). Ook de beschuldiging van oproer was niet terecht omdat Jezus juist dat niet wilde. Als Hij een keer de gelegenheid kreeg om naar de macht te grijpen was het wel bij Zijn intocht in Jeruzalem waar de mensen Hem tot Koning wilden uitroepen. Maar Jezus heeft dat tot grote teleurstelling van het volk niet gedaan. Zijn Koninkrijk was een geestelijk Koninkrijk. Pilatus komt tot de overtuiging dat Jezus geen revolutionair is. Iemand die zo spreekt als deze Jezus kan nooit een opstandeling zijn. Pilatus gaat naar buiten en wenkt Jezus om hem te volgen. Dan zegt hij tegen de Joden die buiten staan: ‘Ik vind geen schuld in Hem’ (Lukas 23:4). Meteen beginnen de Joden weer te schreeuwen, dat Jezus veroordeeld moet worden. Pilatus weet eigenlijk niet goed raad met deze situatie en laat Jezus naar Herodes brengen om advies in te winnen. Maar ook dat onderzoek loopt op een mislukking uit. Jezus wordt weer terug gebracht naar Pilatus. Pilatus zit met een fors probleem. Maar hij heeft een plan. Het was namelijk de gewoonte om op het paasfeest iemand los te laten uit de ge vangenis. Ineens komt hij tot de gedachte om de beruchte moordenaar Barabbas tegenover Jezus te stellen (Lukas 23:13-25). Wat een vernedering voor Jezus. Hij wordt tegenover een moordenaar gesteld. Ook hier maakt Pilatus een grote fout. Hij loopt indirect vooruit op een vonnis. Als straks het volk kiest voor Barabbas is hij genoodzaakt om Jezus te veroordelen. Wat een onrecht en vernedering! Terwijl Jezus en Barabbas voor het volk staan wordt Pilatus een brief overhandigd van zijn vrouw. Ze waarschuwt hem om zich niet te bemoeien ‘met deze rechtvaardige Jezus’, maar nu kan Pilatus niet meer terug. Ondertussen hebben de geestelijke leiders van het volk hun werk gedaan. Ze hebben de mensen opgestookt om voor Barabbas te kiezen. Op de vraag van Pilatus wie hij los moet laten barst een groot geroep over het plein los: ‘Weg met Deze, en laat voor ons Barabbas los.’ Verwonderd roept Pilatus uit: ‘Wat zal ik dan doen met Jezus, Die Christus genoemd wordt?’ En als een orkaan klinkt het over het voorplein: ‘Laat Hem gekruisigd worden!’ Jezus die vele zieken had genezen, doden had opgewekt en de mensen het evangelie had verkondigd, wordt hier weggeworpen en vernederd als een waardeloze misdadiger. Veel mensen hebben Hem gevolgd, maar hebben Hem nooit werkelijk liefgehad. Ze hebben hun hart voor Hem gesloten gehouden. In de waanzin van de zonden keren ze zich van Hem af en beantwoorden al Zijn liefde met niets anders dan smaad en verachting. 

De geseling van Jezus

Pilatus is nu in een moeilijke situatie terecht gekomen. Hij is voor zichzelf overtuigd van de onschuld van Jezus. Barabbas wil hij nog wel loslaten, maar Jezus kruisigen wil hij niet. Daarom laat Pilatus Jezus geselen (Johannes 19:1). Maar voor de soldaten blijft het niet alleen bij een geseling. Na a­ oop hiervan doen ze Jezus een purperen mantel om, die gedragen werd door een veldheer als hij een veldtocht gewonnen had. Ze hebben gehoord dat Jezus de Koning der Joden genoemd wordt. In de handen van Jezus stoppen ze een rietstaf. En bij een koning hoort een kroon. Snel maken ze van doornentakken een krans en drukken die bij Jezus op de slapen (Johannes 19:2-3). Daar staat Jezus, de Messias, de grote overwinnaar! Hoewel dit spottend is bedoeld ligt hierin een grote waarheid en een les. Inderdaad is deze lijdensweg een tocht van overwinning. Een overwinning op de satan en de zonden. Het bloed dat Hem over het gezicht loopt is het bloed van Jezus Christus dat ons reinigt van alle zonden (1 Johannes 1:7). Als de soldaten het spel zat zijn uiten ze tenslotte hun agressie door Jezus in zijn gezicht te slaan. Jezus laat dit lijden over Zich heenkomen. ‘Als een lam werd Hij ter slachting geleid; als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed Hij Zijn mond niet open’ (Jesaja 53:7b). 

De veroordeling van Jezus

Nu is het genoeg voor Pilatus. De Joden zullen er nu toch ook wel van overtuigd zijn dat deze Jezus geen mens kwaad kan doen. Voor Pilatus is de straf nu voltrokken en daarmee het proces beëindigd. Het is ademloos stil op het voorplein als Pilatus naar buiten komt met Jezus. Pilatus roept uit: ‘Zie, uw Koning!’ (Johannes 19:4-5) Hij wil medelijden opwekken bij de mensen. Maar de mensen roepen uit: ‘Weg met Hem, weg met Hem, kruisig Hem!’ Pilatus merkt wel dat er nu geen redden meer aan is en hij levert Jezus over aan de Joden. Hij roept de mensen toe: ‘Neemt u Hem en kruisig Hem, want ik vind in Hem geen schuld.’ Nu zijn het de joodse leiders die antwoorden: ‘Wij hebben een wet en volgens onze wet moet Hij sterven, want Hij heeft zichzelf Gods Zoon gemaakt.’ (Johannes 19:7). Eindelijk laten ze dus hun verzonnen aanklachten over belasting en oproer maken los, en komen ze openlijk voor de dag met de aanklacht van godslastering. Pilatus raakt langzaam verstrikt in het net dat de Joden rond hem maken. Uiteindelijk beschuldigen de Joodse leiders Pilatus van ontrouw aan de Keizer als hij deze revolutionair laat leven. Met een gebaar van moedeloosheid laat Pilatus dan een knecht komen met een kom met water. En dan, zodat iedereen het kan zien, wast Pilatus zijn handen, met de woorden: ‘Ik ben onschuldig aan het bloed van deze Rechtvaardige. U moet maar zien.’ (Mattheüs 27:2 4). Door het gebaar van handenwassen wil Pilatus schijnbaar alle schuld van zich afschuiven. Maar Pilatus blijft verantwoordelijk voor zijn handelen. Doordat hij zelf grote fouten heeft gemaakt in dit proces zit hij nu gevangen in zijn eigen net. Pilatus deed geen recht, maar wilde zowel de joodse leiders als Jezus te vriend houden, en dat kon niet! Daarna neemt Pilatus Jezus mee naar de plaats Gabbatha (= ronde heuvel). Dat was een plaats met stenen geplaveid, en wordt daarom in het Grieks Litho-Strotos (= met stenen bedekt) genoemd. Daar stond de rechterstoel. Nog één keer roept Pilatus uit: ‘Zie, uw Koning!’ (Johannes 19:13-14) Maar de Joden antwoorden: ‘Weg met Hem, weg met Hem, kruisig Hem!’ Pilatus vraagt: ‘Moet ik uw Koning kruisigen?’ En de mensen antwoorden: ‘Wij hebben geen koning dan de keizer’. Let er op hoe wonderlijk het hier gaat. Jezus wordt veroordeeld omdat Hij zegt dat Hij de Zoon van God is, de Koning! Dus omdat Jezus hier belijdt dat Hij de Messias is wordt Hij veroordeeld. Pilatus gaat staan en spreekt het vonnis over Jezus uit. Jezus moet gekruisigd worden. De eis van het volk wordt ingewilligd (Johannes 19:16). Nadat het vonnis is uitgesproken wordt er haast gemaakt met de uitvoering  daarvan. Naar de Romeinse gewoonte moest de misdadiger die gekruisigd zou worden, zelf zijn kruis dragen, naar de plaats van terechtstelling. Kort daarop trekt de stoet door de straten van Jeruzalem. Het is druk in Jeruzalem rondom het paasfeest. Het was de gewoonte voor de Joden om het paasfeest als het mogelijk was in Jeruzalem te vieren. Heel de stad was dus vol met mensen uit alle delen van het land. Daar gaat Jezus! Voor de laatste keer loopt Hij door de straten van Jeruzalem. Achter Hem loopt een grote groep mensen die Jezus begeleiden naar de kruisplaats. 

De kruisweg

Nog steeds wordt in Jeruzalem jaarlijks deze route gelopen door honderden pelgrims. Het is de zogenaamde ‘Via Dolorosa’. Dat betekent ‘weg der smarten’. De legende heeft op deze weg allerlei stadiën getekend. Er zijn verschillende legenden in omloop die gebeurtenissen aanhalen op de ‘Via Dolorosa’. Het zijn verhalen die ontstaan zijn in de overlevering van mensen, en daarom is de betrouwbaarheid nogal eens twijfelachtig. Voor alle zekerheid wil ik me in deze les beperken tot alleen die dingen die ons in de Bijbel zijn omschreven. Twee dingen zijn ons bekend: Allereerst dat een zekere Simon van Cyrene halverwege deze weg gedwongen is door de Romeinse soldaten om het kruis van Jezus verder te dragen (Markus 15:21). Simon was een voorbijganger, want hij kwam van het veld. Op zijn terugtocht naar Jeruzalem ontmoet hij de stoet van Jezus. Terwijl Jezus bezwijkt onder de zware last van het kruis, wordt Simon gedwongen om het kruis van Jezus verder te dragen naar de kruisheuvel Golgotha. Het evangelie van Lukas beschrijft ons nog een gebeurtenis. Er waren namelijk veel vrouwen die de stoet volgden. Deze vrouwen bedreven luid rouw over Jezus. Ze huilden en sloegen zich op de borst als een teken van groot verdriet (Lukas 23:27-31). Toen Jezus dat hoorde, draaide Hij Zich om. Bij al het gespot en gehoon heeft Hij gezwegen, maar nu heeft Hij iets te zeggen. Hij voelt dat hier woorden nodig zijn. ‘Dochters van Jeruzalem, huil niet over Mij, maar huil over uzelf en over uw kinderen’. Midden in al Zijn eigen smart bleef het hart van Jezus vervuld van oneindige liefde voor de stad die Hem nu verwierp. 

Als een lam ter slachting

Het is naar de Joodse tijdsberekening de derde ure (negen uur in de morgen) als de groep mensen de heuvel Golgotha bereikt (Johannes 19:17 ). Deze heuvel dankt zijn naam waarschijnlijk aan de eigenaardige vorm. Hij lijkt namelijk precies op een hoofdschedel. Vandaar de naam Golgotha (hoofdschedelplaats). Eerst wordt een gat in de grond gegraven, waarin de voet van het kruis past. Daarna wordt het kruis zelf erin gezet. De armen en benen van de kruiselingen worden eerst vastgemaakt aan het kruis met touwen waarna ze met lange nagels aan het kruis worden vastgespijkerd. Ik wil hier niet gedetailleerd ingaan op de gruwelijkheid van de kruisdood, maar we weten dat de kruisiging uiteindelijk de dood door verstikking tot gevolg had. Voor de Joden was het kruis nog eens extra erg, omdat God Zijn vloek had uitgesproken over de kruisdood. ‘Want iemand die opgehangen is, is door God vervloekt.’ (Deuteronomium 21:23 en Galaten 3:13) Aan Jezus wordt een beker met bedwelmende drank aangeboden, maar die weigert Hij (Markus 15:23). Hij wil deze momenten met Zijn volle bewustzijn meemaken. Boven het kruis wordt in opdracht van Pilatus een opschrift geplaatst. In het Hebreeuws, het Grieks en het Latijn staat er: ‘Jezus de Nazarener, de Koning van de Joden’ (Johannes 19:19-20). Israël heeft zijn Koning gekruisigd. Als de soldaten klaar zijn met hun werk, beginnen ze met het verdelen van de buit. Het was de gewoonte dat de kleren van de veroordeelde voor de soldaten waren. De soldaten werpen het lot over de kledingstukken van Jezus. Wie het lot heeft, mag de kleren hebben. Zo wordt vervuld wat staat in Psalm 22:19. ‘Zij verdelen mijn kleding onder elkaar en werpen het lot om mijn gewaad’. Daar hangt Jezus aan het kruis. De overpriesters en de Schriftgeleerden spotten met Hem, en roepen: ‘Anderen heeft Hij verlost, Zichzelf kan Hij niet verlossen. Laat de Christus, de Koning van Israël, nu van het kruis af komen, opdat wij het zien en gaan geloven.’ (Markus 15:31-32) Tegenover al die spot zwijgt Jezus. Slechts een woord lezen we als antwoord op deze spot. 

Een gebed voor Zijn vijanden

Lukas vertelt ons dat Jezus toen Hij aan het kruis genageld werd, zei: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen’ (Lukas 23:34). Hier zien we Jezus in het hart. Hij bidt om de vergeving van Zijn vijanden. Vanuit het Grieks is het bidden om vergeving hier vragen om uitstel van het oordeel. Ze weten niet wat ze doen. Jezus bidt hier om uitstel zodat ze de tijd krijgen om tot inkeer te komen en zo vergeving ontvangen. Dit is een belangrijke notie die ook pastoraal gezien inzicht geeft in vergeving. De gezindheid om te vergeven is er, maar niet zonder bewustwording bij de dader wat er vergeven moet worden.

 Het is deze onuitsprekelijke, onvoorwaardelijke en opofferende zondaarsliefde die Jezus de zware weg liet gaan van de kribbe naar het kruis. Tegelijk met Jezus werden er ook twee moordenaars gekruisigd. Ook zij bespotten Hem. Maar als dan één van die moordenaars Jezus hoort bidden voor Zijn vijanden, breekt Zijn hart. Hij roept de andere moordenaar toe: ‘Vreest zelfs u God niet, omdat u hetzelfde vonnis ondergaat? En wij toch rechtvaardig, want wij ontvangen straf in overeenstemming met wat wij gedaan hebben, maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan‘ (Lukas 23:39-43). Deze man komt tot de erkenning van zijn schuld. Allereerst tegenover mensen, maar ook tegenover de Heilige God. Dat blijkt wel uit zijn woorden: ‘Heere, denk aan mi,j als U in Uw Koninkrijk gekomen bent’. En met ontferming antwoordt Jezus: ‘Voorwaar, zeg Ik u, heden zult u met Mij in het paradijs zijn’. Wees maar niet bang, Ik ben in staat om jouw zonden te vergeven. Ik zal nu het offer brengen en de straf dragen die jij verdiend hebt. Je zult de lichamelijke dood sterven, maar voor eeuwig met mij in de hemelse heerlijkheid zijn’.

Opmerkelijk dat Jezus in deze momenten denkt aan anderen. Dat blijkt ook uit de woorden die Hij vanaf het kruis tot Zijn moeder spreekt. Tussen al die spotters en toeschouwers ziet Jezus Zijn moeder staan. Ze staat bij een groepje van vrienden. Johannes staat ook bij hen. Als Jezus Zijn moeder ziet in haar grote verdriet, zegt Hij tegen haar: ‘Vrouw, zie, uw zoon’, en tot Johannes zegt Hij: ‘zie, uw moeder’. Zowel Maria als Johannes hebben deze woorden begrepen, want vanaf dat moment neemt Johannes Maria onder zijn hoede en troost haar. Hij neemt haar zelfs op in zijn huisgezin (Johannes 19:25-27).

Duisternis op Golgotha

Ondertussen is het twaalf uur in de middag geworden. Op dat moment vindt er iets wonderlijks plaats. Midden op de dag wordt het ineens aardedonker (Lukas 23:44). Deze duisternis begint om twaalf uur en duurt drie uur lang. Deze duisternis kan niet het gevolg zijn geweest van een zonsverduistering zoals wij die kennen, omdat die alleen voorkomt bij nieuwe maan en nooit bij volle maan. Wetenschappelijk is geprobeerd dit geheim te ontdekken, maar een bevredigend antwoord is er nog niet gekomen. Het is alsof de hele schepping meelijdt. Nu Gods Zoon gekruisigd wordt houdt de natuur haar adem in. De duisternis op Golgotha brengt grote ontzetting teweeg. Voor Jezus begint nu de laatste periode in Zijn lijden. Het is alsof een gordijn wordt dichtgeschoven. Geen spottende mensen meer rond Jezus. Dit is het moment waarop Jezus de straf zal dragen en de schuld zal betalen. Hier staat Jezus oog in oog met het recht van Zijn Vader. Daarom is Jezus op deze momenten ook verlaten van Zijn Vader. Heel Zijn leven was Jezus voortdurend met Zijn Vader, maar hier moet Jezus lijden als Zaligmaker, als een Lam, voor de zonden van mensen. Hier moet Jezus de zware last van zonden dragen en zo aan het recht van God voldoen. Op deze momenten mist Hij zelfs de steun van Zijn Vader. Hij hangt tussen hemel en aarde. Op de aarde is geen plaats voor Hem. In de hemel ook niet. Hier komt de straf over de zonden op het offerlam; Jezus Christus. Hier gaat Psalm 22 in vervulling. Onder deze zware last roept Jezus uit: ‘Eli, eli, lama sabachtani’. Deze woorden betekenen: ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten’ (Markus 15:33-34). Let op! Jezus zegt hier geen Vader, maar ‘Mijn God’. Jezus staat helemaal in de plaats van mensen. Hij overbrugt de kloof tussen God en mensen. 

Het is volbracht…!!!

Drie uur lang heeft dit felle lijden geduurd. Daarna wordt het weer licht rond de kruisheuvel. Jezus vraagt om drinken. Nog een keer wil Hij alle kracht verzamelen om met grote kracht uit te kunnen roepen: ‘Het is volbracht!’ (Johannes 19:30). De verzoening voor de wereld is volbracht. Het klinkt als een overwinning en dat is het ook! Jezus heeft aan Gods rechtvaardigheid voldaan. Hij bewaarde Gods heiligheid en baande de weg voor Gods liefde naar mensen. Nu is er vergeving en redding door het offer van Jezus. Aan dit moment hangt de redding van de hele mensheid. Lees in dit verband ook eens Hebreeën 10. Er is nu weer vergeving en vrijspraak mogelijk door God (Hebreeën 9:14). Vanaf dit moment neemt Jezus ook weer de vadernaam op de lippen. Citerend uit Psalm 31:6 zegt Hij: ‘Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest’ (Lukas 23:46). Nadat Jezus dit gezegd heeft, buigt Hij zijn hoofd. Jezus geeft Zijn Geest in handen van zijn Vader. Het leven is Hem niet afgenomen. Jezus is niet vermoord. Vrijwillig legt Hij Zijn leven af. Op dat moment gaat er een schok door de schepping. Dit belangrijke moment in de wereldgeschiedenis wordt ondersteund door tekenen in de natuur. • Eerst scheurt het gordijn van de tempel, van boven naar beneden (Mattheüs 27:51). Opvallend van boven naar beneden. Dus geen gevolg van slijtage of werk door mensen verricht! Dan zou het kleed voor de ingang van de tempel van beneden naar boven zijn gescheurd. Het is een nadrukkelijk teken van God! Het voorhangsel in de tempel was aangebracht om te voorkomen dat het volk dat buiten stond niet in het heiligdom kon kijken. Alleen de priester mocht met het bloed van het offerdier de tempel binnen en achter het gordijn komen. Deze plechtigheid was door God zelf ingesteld onder het oude volk van Israël. Zo werden er dagelijks offers gebracht in de tempel tot verzoening van de zonden van het volk. Al die offers verwezen naar het ene offer van de Heere Jezus Christus. Nu dat offer daadwerkelijk door Jezus is gebracht hebben de offers in de tempel geen waarde meer. Heel de tempeldienst is vervuld in het ene offer van Jezus Christus aan het kruis (Hebreeën 10:18). • Het tweede teken is het beven van de aarde, en het scheuren van de rotsen. Heel de natuur komt in beweging op dit grote moment.  • Het derde teken noemt Mattheüs, dat mede door het scheuren van de rotsen, de graven die in de rotsen zijn uitgehouwen, worden geopend (Mattheüs 27:52-53). Verschillende doden zijn opgestaan. • Het vierde teken dat in de Evangeliën genoemd wordt is de uitroep van de Romeinse of‑ cier, de centurio die bij de kruisiging het bevel voerde. Door het zien van al deze tekenen roept hij uit: ‘Werkelijk, dit was Gods Zoon!’ (Mattheüs 27:54). Deze heidense hoofdman komt tot de overtuiging dat deze Jezus de Zoon van God is. • Het vijfde teken noemt Johannes: het feit dat de benen van Jezus niet worden gebroken, zoals bij de anderen (Johannes 19:33-37). Omdat de middag al grotendeels verstreken was en de avond (Vrijdagavond 6 uur begint de sabbat) al begon, wilde men de lichamen niet langer laten hangen. Toen de soldaten bij Jezus kwamen, doorstaken zij Zijn zijde met een speer en kwam er water en bloed uit. Een teken dat Jezus al gestorven was. Omdat Jezus al dood was werden Zijn beenderen niet gebroken. Hierin ligt een vervulling van de profetie uit Psalm 34:21 waar we lezen: ‘Hij bewaart al zijn beenderen, niet één daarvan wordt gebroken’. Ook de profetie uit Zacharia 12:10 wordt hier vervuld. ‘Zij zullen Mij aanschouwen, Die zij doorstoken hebben’. Doordat ook deze beide teksten zo nauwkeurig vervuld zijn wordt opnieuw bewezen dat Jezus werkelijk de Messias was. 

De begrafenis

Ondertussen is het avond geworden. We lezen van twee mannen van behoorlijke stand en aanzien die Jezus de laatste eer willen bewijzen. Het zijn Jozef van Arimathea en Nicodemus (Johannes 19:38-42). Nicodemus kennen we uit een van de vorige lessen. Na zijn ontmoeting met Jezus is Hij Hem niet meer vergeten. Jozef had in een hof buiten Jeruzalem een nieuw graf uitgehouwen en dat stelde hij beschikbaar voor de begrafenis van Jezus. Samen zijn deze twee mannen naar Pilatus gegaan en hebben hem gevraagd om het lichaam van Jezus te begraven. Zo wordt het lichaam van Jezus in een nieuw graf van een rijke man gelegd. En hiermee wordt de profetie vervuld uit Jesaja 53:9 dat Hij bij de rijken in Zijn dood is geweest. Nicodemus heeft kostbare specerijen meegenomen, en Jozef zorgde voor lijnwaden (doeken om het lichaam van Jezus in te wikkelen). Nadat alles gereed was is het graf gesloten met een grote, ronde steen. Toch waren de overpriesters en de Schriftgeleerden er niet zo gerust op. Had Jezus niet gezegd dat Hij uit de dood zou opstaan? Ze zijn het nog niet vergeten. Daarom vragen ze aan Pilatus om het graf te verzegelen. Pilatus geeft gehoor aan deze vraag en laat twee soldaten het graf van Jezus bewaken. De steen werd verzegeld met het stadhouderlijk zegel (Mattheüs 27:62-66). Nu was de sabbat gekomen, de dag van rust. De geestelijke leiders konden rustig sabbat houden. Jezus was dood. Ook Jezus rust op deze dag. Na een grote strijd gestreden te hebben met de zonde, de dood, de satan en de hel, rust Hij hier een gezegende en welverdiende rust.

Tot slot

We hebben in deze les gezien hoe Jezus Zijn leven gaf als een offer aan het kruis op Golgotha. Daarom is het een ‘Goede’ Vrijdag geworden. De uitkomst is goed. Door het lijden en sterven van Jezus is er voor mensen weer verzoening mogelijk met God. Als je de offergedachte en de verzoening met God uit de gebeurtenis van Goede Vrijdag weghaalt begrijp je er niets van. Lees de gedeelten in de Bijbel uit de brief aan de Hebreeën nog eens goed door. Het zal je een beter zicht geven op al deze gebeurtenissen. Goede Vrijdag is een feit, het is een gebeurtenis van een kleine 2000 jaar geleden. Maar de inhoud en de betekenis blijft. Het is alle eeuwen door geldend. Miljoenen mensen hebben in deze boodschap van redding en verzoening door het offer van Jezus Christus de rust voor hun hart gevonden. Het is de kern van het christelijke geloof. Door het geloof beleven wij ook de kracht van dit feit voor ons leven! 

De uitleg van de Bijbel,
speciaal voor kinderen

Ga naar ontdek de bijbel voor kinderen
Ontdek de bijbel voor kinderen

Vragen over de Bijbel? Stel ze gerust!

We kunnen ons voorstellen dat er vragen bij je bovenkomen tijdens je ontdekkingstocht. Als wij je kunnen helpen dan doen we dat graag.

Laat een reactie, opmerking of vraag achter via ons contactformulier. Dan zullen we daar zo snel mogelijk op antwoorden.

Stel je vraag