Inleiding

Ruim 2000 jaar geleden vond een van de gruwelijkste gebeurtenissen in deze wereld plaats. Jezus, de Zoon van God werd op wrede wijze gekruisigd. Niet alleen de manier waarop Hij gedood werd, maar het feit dat Hij door de mensen verworpen werd is shockerend! Waarom werd Hij gedood? Hij deed niets dan goed op deze aarde! Hij genas de zieken. Hij wekte doden op. Hij verkondigde de mensen een bevrijdende en reddende boodschap. Hij legde mensen de bedoeling van God met hun leven uit. Waarom moest Hij dood? Sommige mensen zien Jezus als een mislukkeling, Die overigens wel goede dingen heeft nagelaten. Anderen zien Hem als een martelaar Die Zijn sympathieke gedachten en ideeën met de dood moest bekopen. Weer anderen zien in Hem een soort idool, een voorbeeld. Anderen denken dat Jezus het slachtoffer is geworden van een noodlottig complot. In deze les stellen we de vraag: ‘Is het einde van Jezus’ leven eigenlijk geen mislukking? Waarom moest Zijn leven nu zo eindigen?’ Het is goed om samen te kijken naar wat de Bijbel zegt over het lijden en sterven van de Heere Jezus. Daarin blijkt al snel dat Jezus’ dood helemaal geen complot of een mislukking was, maar een duidelijke vervulling van Gods plan. ‘Moest de Christus dit niet lijden en zo in Zijn heerlijkheid ingaan?’ (Lukas 24:26). In Jesaja 53 staat heel gedetailleerd omschreven wat er zou gebeuren aan het einde van het leven van de Heere Jezus. Het gaat hier dus om de vervulling van een profetie. In Jesaja 53 kunnen we ontdekken dat de kruisiging van Jezus vooraf al heel nauwkeurig is omschreven, hoewel Jesaja zijn profetie 700 jaar daarvoor op schrift had gesteld. Indrukwekkend! Jezus zei dat Hij kwam opdat ‘alles moest vervuld worden wat over Mij geschreven staat in de Wet van Mozes en in de Profeten en in de Psalmen’ (Lukas 24:44). Wij zien achteraf dat Jezus deze profetieën vervuld heeft. Dat is geen toeval. 

Jezus heeft Zijn lijden Zelf voorzegd!

Tijdens Zijn leven heeft Jezus vaak gewezen op de vervulling van de profetieën, zodat de mensen konden zien dat Hij de Messias was. Hij heeft voorzegd dat Hij zou lijden en sterven en na drie dagen weer zou opstaan. Drie van die voorzeg gingen willen we hier noemen: 1. In Mattheüs 16:21 lezen we dat Jezus aan Zijn discipelen vertelt dat Hij moet heengaan naar Jeruzalem en veel moet lijden van de kant van de ouderlingen, de overpriesters en de Schriftgeleerden. Hij vertelt hen dat Hij gedood zal worden, maar ook dat Hij zal opstaan. 2. In Mattheüs 17:22 zegt Jezus: ‘De Zoon des mensen zal overgeleverd worden in de handen van mensen. En zij zullen Hem doden, maar op de derde dag zal Hij opgewekt worden’. 3. In Mattheüs 20:18-19 zegt Jezus tegen zijn discipelen: ‘Zie, wij gaan naar Jeruzalem en de Zoon des mensen zal aan de overpriesters en Schriftgeleerden overgeleverd worden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen; en zij zullen Hem aan de heidenen overleveren om Hem te bespotten en te geselen en te kruisigen; en op de derde dag zal Hij opgewekt worden’. Jezus wist concreet wat er zou gebeuren en vertelde dat Zijn discipelen. Toch blijkt steeds dat de discipelen nog niet zoveel hadden begrepen van wat Hij bedoelde. Nog steeds waren ze in de volle overtuiging dat Jezus een aards Koninkrijk zou oprichten. Dat blijkt wel uit de vraag die de moeder van de twee zonen van Zebedeüs aan Jezus stelt. Ze vraagt Hem of haar zonen aan de rechter- en aan de linkerhand van Jezus mogen zitten als Hij Zijn Koninkrijk gevestigd zal hebben (Mattheüs 20:20-28). Hun Messiasverwachting is nog heel aards gekleurd.  

De Farizeeën maken een plan om Jezus te doden

In Zijn voorzeggingen heeft Jezus het steeds over de overpriesters en de SchriftgeleerdenSchriftgeleerden die Hem ter dood zullen brengen. Waarom? In de vorige lessen hebben we gezien dat er een ernstige confrontatie heeft plaatsgevonden tussen de geestelijke leiders van het volk en Jezus. Jezus wees de mensen op de bekering van hun hart. De Farizeeën en de Schriftgeleerden voelden zich hoe langer hoe meer bedreigd in hun werk. Ze waren uiterst bang voor het verlies van hun gezag en reputatie. In Johannes 11:47 lezen we dat ze geïrriteerd in vergadering bijeen komen. Hoog op de agenda staat het punt ‘Jezus’ genoteerd. Allemaal zijn ze het er over eens: zo kan het niet langer met die Jezus van Nazareth. Wat moeten ze met zo iemand? Als ze Hem laten gaan zullen alle mensen straks nog in Hem geloven (Johannes 11:47-48). Tijdens deze vergadering neemt de eerbiedwaardige Kajafas, de Hogepriester, het woord. Hij weet het antwoord. En hij spreekt de bekende woorden: ‘dat het nuttig voor ons is dat één mens sterft voor het volk, en niet heel het volk verloren gaat’ (Johannes 11:50). Hij bedoelt hiermee: ‘Mensen, het is maar het beste dat Hij sterft, voordat het hele volk in Hem gelooft. Er is maar één oplossing en dat is: Hij moet dood!’ Wat Kajafas niet weet is dat hij hier eigenlijk een belangrijke profetie uitspreekt. Hoewel hij het zelf niet weet en ook zo niet bedoelt, zegt hij hier te midden van het Sanhedrin dat Jezus moet sterven voor de zaligheid van het volk. Wonderlijk, want dat is precies het doel waarvoor Jezus naar deze aarde is gekomen. Heel het Oude Testament staat vol met verwijzingen naar Hem. Hij zou Zijn leven geven als een offer om de schuld op de zonde te betalen en zo de kloof tussen God en mensen weer te overbruggen. Hij kwam als Messias: Zaligmaker! Zelfs de vijanden van Jezus spreken zijn doel uit terwijl hun ogen zijn gesloten voor deze werkelijkheid. Dwars door het ongeloof en de vijandschap van de geestelijke leiders van het volk maakt God Zijn belofte waar. De vergadering besluit: Jezus moet dood. Voor het verhoor, voordat er nog maar één officiële aanklacht is ingediend, ligt dit besluit al vast.      

De intocht in Jeruzalem

Op zondagmorgen, de eerste dag van de nieuwe week, maakt Jezus zich gereed om naar Jeruzalem te gaan. Vanaf Bethanië, de plaats waar Hij zich bevindt, gaat Hij de weg over de Olijfberg, langs de hof van Gethsemané, naar het Kedrondal. Hij wil naar Jeruzalem en stuurt twee van Zijn discipelen vooruit om in het dorpje Bethfagé een veulen van een ezel als rijdier te halen (Mattheüs 21:1-11). Als de discipelen in Bethfagé aankomen, vinden ze het veulen precies zoals Jezus hen gezegd heeft. Op de vraag van de eigenaar wat ze gaan doen met dat veulen antwoorden ze dat Jezus het nodig heeft. Let er op dat Jezus hun dit precies voorzegd heeft (Mattheüs 21:3 en 6). Ondertussen is er heel wat beroering ontstaan op de weg. Grote groepen mensen zijn uit Jeruzalem gekomen om ‘hun Koning binnen te halen’. Nu zal het gebeuren! De spanning is voelbaar. Nu zal Jezus zich als de Messias openbaren en naar de macht grijpen. Opnieuw blijkt hoe aards en politiek de Messiasverwachting van de Joden was. Ze dachten dat nu het moment was aangebroken dat Jezus naar de macht zou grijpen en dat Hij de Romeinse overheersers zou verdrijven. En dat zou Hij ook doen, maar dan in de geestelijke zin van het woord. Jezus rijdt Jeruzalem binnen op de rug van het veulen van een ezel (Mattheüs 21:5). Een ezel was het beeld van nederigheid, rust en zekerheid. Jezus volgt de oude gewoonte van Israël. In Israël gold een ezel als een rijdier bij uitstek. En tegelijk vervult Jezus hier de profetie uit Zacharia 9:9: ‘Zie, uw Koning zal tot u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland, arm, en rijdend op een ezel, op een ezelsveulen, het jong van een ezelin’. Als Jezus op het veulen is geklommen bereikt de geestdrift van de mensen haar hoogtepunt. Hoe dichter men bij Jeruzalem komt, hoe groter de groep mensen wordt. De mensen gooien in hun enthousiasme hun kleren voor Jezus uit op de grond en plukken palmtakken van de bomen om Hem hulde en eer te brengen. De weg van Bethanië naar Jeruzalem bereikt op een bepaald moment de rand van de olijfberg. Vanaf dit punt is de hele stad Jeruzalem duidelijk te overzien. Dan roepen de mensen uit: ‘Hosanna! Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere, de Koning van Israël!’ (Johannes 12:13). Dit zijn woorden die we vinden in Psalm 118 in het Oude Testament. Maar juist op dit moment, het moment waarop de mensen Jezus toejuichen, lezen we iets opmerkelijks. Als Jezus Jeruzalem overziet begint Hij te huilen (Lukas 19:41). En tussen het hosannageroep van de mensen klinkt met diepe ontroering Zijn stem: ‘Och, of u ook nog op deze uw dag zou erkennen, wat tot uw vrede dient. Nu echter is het verborgen voor uw ogen. Want er zullen dagen over u komen, dat uw vijanden een wal rondom u zullen opwerpen, u zullen omsingelen en u van alle kanten in het nauw zullen brengen. En zij zullen u met de grond gelijkmaken en uw kinderen in u verpletteren. Ook zullen zij in u geen steen op de andere steen laten, omdat u het tijdstip waarop God naar u omzag, niet hebt onderkend.’ (Lukas 19:42-44). Jezus huilt om het ongeloof van Jeruzalem en haar inwoners. Jeruzalem is het centrum van de godsdienst in Israël. Nu grijpt het Jezus aan dat de mensen nog niet begrijpen waarvoor Hij naar deze aarde kwam. Dit laat ons iets zien van Zijn grote bewogenheid met de geestelijke nood van mensen. Jezus heeft het behoud van mensen op het oog. Daarvoor gaf Hij Zijn leven. Daarom doet het ongeloof Hem zo’n pijn. ‘Hij kwam tot het Zijne en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen’ (Johannes 1:11). Hoewel de mensen Hem hier nog alle hulde brengen zullen ze straks teleurgesteld zijn omdat Jezus niet die Messias is die zij verwachten. Kort na deze huldiging zullen de mensen van Jeruzalem roepen: ‘Kruisig Hem, kruisig Hem!’

De les van het stervende tarwegraan

Nadat Jezus in Jeruzalem is aangekomen gaat Hij naar de tempel (Johannes 12:20). Daar geeft Hij opnieuw een belangrijke les over Zijn lijden en sterven. Dit keer gebruikt Hij een beeld van een tarwekorrel. Hij begint met de bekende woorden ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u…’ Het beeld dat Jezus hen nu gaat leren zal hen helpen te begrijpen waarom Jezus Zijn leven geeft als een offer aan het kruis op Golgotha. Het voorbeeld van de tarwekorrel. Wat gebeurt daarmee? De tarwekorrel wordt in de aarde gezaaid (Johannes 12:24). Vervolgens begint die tarwekorrel af te sterven. In het afsterven van die oude korrel zit het nieuwe leven voor een nieuwe korenaar. Een korrel in de hand wordt geen aar. Pas als een korrel in de aarde valt komen er veel korrels voor terug in de aar. Dat is direct ook de les die Jezus wil leren. Zo moet Zijn leven afsterven, opdat Zijn dood het leven is voor velen. Zo zal het leven van Jezus gezaaid worden in de aarde, maar in Zijn opstanding met Pasen zal blijken dat Hij veel vrucht draagt. Zijn dood is in plaats van mensen die de dood verdiend hebben. Jezus zal Zijn leven vrijwillig geven als een offer aan het kruis om het nieuwe leven te verwerven voor allen die in Hem geloven. Het voorbeeld van het stervende tarwegraan laat de betekenis zien van de dood van Jezus Christus.

Het laatste Avondmaal

Ondertussen begint de populariteit van Jezus behoorlijk af te brokkelen. Nu blijkt dat Jezus helemaal geen aards Koninkrijk wil, worden de mensen steeds meer in Hem teleurgesteld. Uiteindelijk weten ze geen raad meer met Hem omdat Hij niet beantwoordt aan hun politieke gevoelens. Jezus gaat nog een aantal dagen door met Zijn onderwijs, maar we lezen niet langer van grote massa’s mensen die achter Jezus aanlopen. Eén van Zijn discipelen, Judas Iskariot, laat Jezus in de steek op het moment dat Jezus met Zijn discipelen de Paasmaaltijd eet. Dat gebeurt op donderdagavond, de avond voor Pasen. In de volgende les gaan we daar uitgebreider op in. Nu even iets over die maaltijd. Het was de gewoonte om het paasfeest in huiselijke kring te vieren, maar omdat er zoveel bezoekers waren in Jeruzalem werden de maaltijden ook gehouden in kleine zalen. Jezus stuurde twee van Zijn discipelen vooruit om een geschikte ruimte te zoeken. Zij moesten een man volgen die een kruik water droeg. Die man zou hen een zaal wijzen waar ze samen de paasmaaltijd konden gebruiken (Lukas 22:10-13). Nu was het dragen van een kruik met water typisch een vrouwelijke bezigheid, dus deze man zou zeker opvallen. Toch gaat het in dit gedeelte niet zozeer om de plaats waar Jezus de paasmaaltijd hield, maar veel meer om de woorden die Hij er sprak en de dingen die Hij er deed. Toen Jezus met Zijn discipelen in de zaal was, nam Hij de bekende gerechten, brood en wijn, en sprak daar naar de Joodse gewoonte de zegen over uit. Daarna was het de gewoonte om de uittocht van het volk Israël uit Egypte, eeuwen geleden, te herdenken. We kennen de geschiedenis. De Israëlieten moesten een lam slachten en het bloed daarvan op de deurposten strijken (Exodus 12). Zo ging de dood aan hun deur voorbij, terwijl in de huizen van de Egyptenaren alle eerstgeborenen stierven. Het lam en het bloed zijn beelden van de verlossing, in dit geval uit Egypte. Maar in plaats daarvan verklaart Jezus dat deze maaltijd het begin zal zijn van een totaal nieuw verbond. Dat nieuwe verbond zal gebaseerd zijn op het offer en de dood van Jezus Chris tus zelf. De tekenen van brood en wijn zijn afbeeldingen van het lichaam en het bloed van de Heere Jezus. Het lam is Hijzelf en het bloed is het bloed van Jezus dat zal vloeien langs het kruis. Hij zal Zichzelf opofferen voor de zonden van het volk. En zo is er weer verzoening met God mogelijk. Jezus stelt het Avondmaal in als een gedachtenismaaltijd aan Zijn lijden en sterven. De ernst van het laatste Avondmaal en de woorden die Jezus gebruikt geven aan dat het gaat om een nieuw verbond tussen God en mensen. De belofte van God vanuit het paradijs is vervuld. Jezus zal kort hierna Zijn leven geven aan het kruis op Golgotha om de macht van de duivel te verbreken en de satan de kop te vermorzelen. Daarna zal Jezus als de Overwin naar uit het graf opstaan. Hij heeft de macht van de zonde gebroken en in Hem is er weer vergeving en verzoening met God mogelijk. Zo stelde Jezus dit nieuwe verbond in. Een verbond van de levende God met een gevallen mens. Een verbond waar het offer van Jezus centraal staat. Door de viering van het avondmaal werden de discipelen van toen en worden de gelovigen van nu vertroost en bemoedigd in het geloof.

Jezus troost Zijn discipelen

Na de instelling van het Avondmaal heeft de Heere Jezus nog met Zijn discipelen gesproken. Hij wilde, nu Zijn einde naderde, nog een keer Zijn volgelingen troosten en bemoedigen. Hij legde hen uit wat er gebeuren zou en waarvoor dit alles nodig was. Jezus  begon met te zeggen dat Zijn verheerlijking nu gekomen was. Door al het lijden en het kruis heen ziet Jezus Zijn overwinning. Zijn discipelen zouden alleen achterblijven, zonder Hem. Daarom wijst Hij op de liefde die hen moet samenbinden, zodat ze niet zullen bezwijken. Het kenmerk van de discipelen van Jezus moet zijn ‘de liefde tot elkaar’ (Johannes 13:33-35). Over verschillende onderwerpen heeft de Heere Jezus met Zijn discipelen gesproken. Deze woorden kunnen we lezen in Johannes 13 tot 17. Hieronder zullen we het belangrijkste met elkaar doornemen. 1. Jezus wijst Zijn discipelen op het belang van Zijn dood. Hij laat hen zien, waarom Hij voor een tijd van hen weg moet gaan. Het is nodig om hen later voor eeuwig tot zich te kunnen nemen (Johannes 14:1-3). Jezus wijst op de grootheid van Gods genade en zegt dat er in het huis van Zijn Vader heel veel woningen zijn. Anders zou Hij het hun gezegd hebben. Er is dus voor ieder mens ruimte bij God. Jezus gaat daar heen om voor al degenen die in Hem geloven een plaats te bereiden bij Zijn Vader. Dat is het doel waarvoor Jezus naar deze aarde kwam. Door het geloof in Jezus Christus is er weer een nieuwe relatie met God de Vader mogelijk. Hij is immers de Weg, de Waarheid en het Leven: door Hem alleen komt de mens terug tot God (Johannes 14:6). Toen Filippus vroeg: ‘Heere, laat ons de Vader zien en het is ons genoeg’. Antwoordde Jezus: ‘Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien’. Zoals Ik ben, zo is God. Mijn liefde, Mijn boosheid, Mijn barmhartigheid zijn allemaal de uitbeelding van hoe God is. Ik ben het beeld van Mijn Vader (Johannes 14:1-14). 2. Jezus wijst op de belofte van de Heilige Geest. Hij legt hen uit dat Hij Zijn volgelingen niet alleen zal laten. Jezus zal Zijn Heilige Geest sturen om in de harten van mensen te wonen en hen te leiden van stap tot stap (Johannes 14:15-31). 3. Jezus leert het belang van een relatie tussen Hem en Zijn volgelingen. Hij heeft het over de diepe geestelijke eenheid die er is ontstaan tussen Hem en Zijn discipelen. In dit verband gebruikt Hij het beeld van de wijnstok en de ranken. Als de discipelen door het geloof in Jezus blijven, zal hun leven rijke vruchten dragen (Johannes 15:1-11) 4. Jezus leert Zijn discipelen dat ze niet alleen één met Hem moeten zijn, maar ook met elkaar. Hij leert hen om elkaar lief te hebben (Johannes 15:12-17). 5. Jezus waarschuwt Zijn discipelen voor de vervolging en haat van mensen. Jezus stelt Zijn discipelen geen pad over rozen voor. Dezelfde wereld die vijandig tegenover Jezus stond zal ook vijandig staan tegenover Zijn volgelingen. Maar ondanks die vijandschap mogen de discipelen toch weten dat hun Meester bij hen is. Door Zijn Heilige Geest blijft Jezus altijd met hen verbonden. (Johannes 15:18 tot Johannes 16:4). 6. Jezus wijst Zijn volgelingen op het belang van de Heilige Geest. Het woord ‘Trooster’ kunnen we ook vertalen met het woord ‘Raadsman’. In het Grieks staat hier ‘Parakletos dat ‘Raadsheer’ betekent. De Heere Jezus noemt de Heilige Geest zo omdat Hij in de volgelingen van de Heere Jezus zal wonen en hen zal leiden en onderwijzen. Hier belooft Jezus dus duidelijk de komst van de Heilige Geest. En deze belofte is vervuld. In het bijzonder zien we dat met Pinksteren toen de Geest van Jezus onder de mensen werd uitgestort. De discipelen hoeven dus niet bang te zijn. De Heilige Geest zal komen en zal hen in alle waarheid leiden. Hij zal hen onderwijzen in de weg die ze moeten gaan. Door Zijn aanwezigheid staan ze vast in deze wereld (Johannes 16:4-15). 7. Tot slot voorzegt Jezus dat het verdriet van de discipelen in blijdschap zal veranderen. Jezus voorzegt Zijn discipelen dat er verdriet zal komen als ze straks zullen meemaken en zien wat er met Jezus zal gebeuren. Maar dat verdriet zal veranderd worden in blijdschap als ze zullen zien dat Jezus uit de dood opstaat. Ze hebben Zijn belofte: ‘In de wereld zult u verdrukking hebben, maar heb goede moed, Ik heb de wereld overwonnen’. De macht van de zonde is gebroken, Jezus zal opstaan uit de dood en Hij heeft de macht van de duivel overwonnen (Johannes 16:16-33).      

Een belangrijk gebed

Na de maaltijd bad de Heere Jezus samen met Zijn discipelen. We lezen in Johannes 17:3 dat de Heere Jezus zegt: ‘Vader… dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt. Ik heb U verheerlijkt op de aarde. Ik heb het werk volbracht dat U Mij gegeven hebt om te doen. En nu verheerlijk Mij, Gij Vader, bij Uzelf, met de heerlijkheid die Ik bij U bezat voordat de wereld er was. Ik heb Uw Naam geopenbaard aan de mensen die U Mij uit de wereld gegeven hebt…’ En verderop lezen we: ‘Want de woorden die U Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, en zij hebben ze ontvangen, en zij hebben daadwerkelijk erkend dat Ik van U uitgegaan ben, en hebben geloofd dat U Mij gezonden hebt.’ (Johannes 17:8 ). De Heere Jezus bad voor Zijn discipelen, dat ze in diepe blijdschap door Zijn genade zouden leven en veilig zouden zijn te midden van de verzoeking en bewaard zouden blijven van de duivel. Daarna bad Hij voor al die miljoenen en miljoenen die door het woord van de discipelen zouden gaan geloven, opdat zij allen één mogen zijn in Hem en opdat ze eenmaal Zijn heerlijkheid zouden mogen zien (Johannes 17). Schitterend! Jezus overziet de dingen die komen gaan. De Boodschap van het Evangelie zal de wereld ingaan. En Gods kinderen zullen een groep worden zo groot dat niemand ze tellen kan, uit alle volken, talen en werelddelen. Het zal een grote kudde zijn, waarvan Jezus de Grote Herder is. ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als de tarwekorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen, maar als hij sterft, draagt hij veel vrucht’.   

Tot slot

Jezus heeft op kalme wijze voorbereidingen getroffen voor Zijn dood. Hij gaf de discipelen onderwijs en liet hen zien waarvoor Hij moest lijden. Hij vertelde hen wat er te gebeuren stond. Hij bemoedigde en vertroostte hen zodat ze niet al te bedroefd zouden zijn. Jezus wist wat er komen ging. Het was het doel waarvoor Hij naar de aarde was gekomen. Nu zou de beslissende fase aanbreken in de wereldgeschiedenis. De spanning was merkbaar; bij de Farizeeën die vast van plan waren Jezus te doden, bij de mensen die teleurgesteld waren omdat Jezus niet voldeed aan hun politieke verwachting en bij de discipelen die vol spanning wachtten op de dingen die komen zouden. Jezus bereidde deze laatste fase rustig voor. Daarom is Jezus ook geen martelaar of een mislukkeling. Heel Zijn lijden en sterven hoort bij het doel waarvoor Hij naar deze aarde kwam. Hij kwam om Zijn leven te geven als een offer voor de zonden, waardoor onze relatie met God weer hersteld kan worden.

De uitleg van de Bijbel,
speciaal voor kinderen

Ga naar ontdek de bijbel voor kinderen
Ontdek de bijbel voor kinderen

Vragen over de Bijbel? Stel ze gerust!

We kunnen ons voorstellen dat er vragen bij je bovenkomen tijdens je ontdekkingstocht. Als wij je kunnen helpen dan doen we dat graag.

Laat een reactie, opmerking of vraag achter via ons contactformulier. Dan zullen we daar zo snel mogelijk op antwoorden.

Stel je vraag