Lezen:
Markus 4
Lukas 6 en 17
Johannes 6, 8 en 15
Mattheüs 5 en 13
Inleiding
In het begin van onze jaartelling werden leraren beschouwd als belangrijke mensen. De Romeinen en de Grieken hadden een lange traditie van onderwijs in de wijsbegeerte. Die traditie gaat terug tot de tijd, eeuwen voor Christus, waar ijverige studenten aan de voeten van Plato en Socrates op zoek waren naar de zin van het leven. Ook het volk Israël kent een lange traditie van onderwijs. God had het doorgeven van kennis al aan Mozes bevolen (Exodus 17:14). In Psalm 78:4 lezen we dat het volk Israël de opdracht krijgt om ‘de loffelijke daden van de HEERE’ door te vertellen aan het volgende geslacht. De Heere Jezus kwam dus in een cultuur die veel waarde hechtte aan het gesproken woord. In die tijd kende men verschillende geschriften. Een van de bekendste was wel de Hebreeuwse Tenach (het Oude Testament). Omdat de meeste boeken in het Hebreeuws geschreven waren konden ze door de gewone man niet gelezen worden. Als volkstaal gold in die tijd het Aramees. Het was daarom een groot voorrecht voor een jongetje om Hebreeuwse les te krijgen in de synagoge. Op die manier werd hij ingewijd in de tradities van het volk. Hoewel er dus wel boeken waren, zat er voor het gewone volk niet veel anders op dan te luisteren naar wat de rabbijnen te zeggen hadden.
Het onderwijs door de rabbijnen
Elke sabbat werd er uit de boeken voorgelezen. Na het voorlezen volgde dan een uitleg door de rabbijnen. Ook Jezus werd gezien als zo’n rabbi. Rabbi is het Aramese woord voor leraar. In de tijd van Jezus werd deze titel vaak gebruikt om respect uit te drukken. Een rabbi was een eerbiedwaardig persoon! Jezus sprak in plaatselijke synagogen, in de tempel in Jeruzalem, op de markt pleinen, in het vrije veld en overal waar Hij maar kwam. De mensen kwamen om Zijn mening te vragen over tal van godsdienstige zaken of over de wet. Zo kreeg Jezus vragen over echtschei ding en huwelijk (Markus 10:1-12), over spel (Johannes 7:53 tot Johannes 8:11), familieruzies (Lukas 12:13-15) en het betalen van belasting (Markus 12:13-17). Ook kwamen er allerlei theologische kwes ties aan de orde, zoals de geboden (Markus 12:28-34), het leven na de dood en de opstanding (Markus 12:18-27), en de oorzaak van het lijden (Johan nes 9:1-3). Het joodse volk was deze vorm van onderwijs wel gewend. De Tenach (het Oude Testament) werd generaties lang mondeling doorgegeven. Het gesproken woord stond hoog in aanzien. Karakteristiek voor Jezus’ onderwijs waren wel de beroemde verhalen en gezegden. Als geen ander slaagde Jezus erin de aandacht van de mensen vast te houden. Hij had het over zaken die de mensen direct herkenden. Daarmee onderscheidde Jezus zich van de overige leraren (Markus 1:22). De langere verhalen die de Heere Jezus gebruikte noemen we de gelijkenissen. Op de gelijkenissen komen we nog in een aparte les terug. Het gebruik van beeldende taal Jezus gebruikte voor Zijn boodschap veel beeldende taal. Hij schilderde met woorden om Zijn boodschap over te brengen. In de Bergrede heeft Hij het over zout, licht, een stad op een berg, vogels en bloemen, terwijl Hij zichzelf in het Johannes evangelie omschrijft als ‘de goede Herder’ (Johannes 10:1-18). Verder noemt Hij zich ‘de ware wijnstok’ (Johannes 15:1-11), het ‘brood des levens’ (Johannes 6:35) en ‘levend water’ (Johannes 7:37-39). Dankzij dit soort beeldende taal konden de hoorders van de boodschap van de Heere Jezus Zijn woorden gemakkelijk onthouden.
Jezus gebruikte ook ‘directe’ taal, zodat het voor iedereen duidelijk was. Om een voorbeeld te noemen: Hij zei niet: ‘Materialisme kan geestelijke groei in de weg staan’, maar gewoon heel direct: ‘Nie mand kan twee heren dienen…u kunt niet God dienen en het geld’ (Mattheüs 6:24). Zo’n opmerking is dus veel directer en is meteen uit het dagelijks leven genomen. Jezus maakte ook gebruik van poëzie. Dat valt niet altijd meteen op omdat wij niet thuis zijn in het Aramees. Aramese poëzie kenmerkt zich door beelden die met elkaar te maken hebben (parallellisme). Als voorbeeld: ‘Geef het heilige niet aan de honden en werp uw parels niet voor de zwijnen’ (Mattheüs 7:6) en ‘Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort en een slechte boom brengt slechte vruchten voort’ (Mattheüs 7:17).
Een belangrijke boodschap
Direct aan het begin van het Evangelie van Markus staat een duidelijke samenvatting van de boodschap van Jezus Christus. Jezus spreekt hier de bekende woorden: ‘De tijd is vervuld en het Koninkrijk van God is nabij gekomen; bekeer u en geloof het Evangelie’ (Markus 1:15). Dit is eigenlijk de kern van de boodschap die Jezus steeds bracht. In verschillende toonaarden en op verschillende manieren heeft Hij deze bood schap voor de mensen herhaald. ‘Ik moet ook andere steden het Evangelie van het Koninkrijk van God verkondigen, want daarvoor ben Ik uitgezonden.’ (Lukas 4:43). ‘De tijd is vervuld,’ zei Jezus. De men sen in die tijd wisten welke tijd Hij daarmee bedoelde. Eeuwenlang hadden de men sen uitgezien naar de Messias. De Mes sias verwachting van de Joden was ech ter nogal aards gekleurd. Ze zagen uit naar een Messias die bij zijn komst alles recht zou zetten wat scheef gegroeid was onder het volk. Veelal verwachtten ze van de Messias dat hij hen zou verlossen van de Romeinse overheersing. Het viel hen dan ook verschrikkelijk tegen dat Jezus geen wereldse macht zocht, maar ‘alleen’ uit was op het geestelijk behoud en de zaligheid van mensen (Lukas 17:20). Toch weten we dat er ook in die tijd mensen zijn geweest die werkelijk de Messias verwachtten. Mensen die verder keken dan de horizontale lijn. Mensen die uitzagen naar de verlossing en de redding van hun leven door het offer van de Heere Jezus.
Het Koninkrijk van God is gekomen
‘Het Koninkrijk van God is nabij gekomen’. Wat is dat eigenlijk, het ‘Koninkrijk van God’? Mis schien is het beter om eerst te zeggen wat het niet is. Het Koninkrijk van God is zeker geen gebied, een structuur of een instelling (Johannes 18:36). Eigenlijk kunnen we het woord Koninkrijk beter vertalen met het woord ‘heerschappij’. Het gaat hier dus om een geestelijk Koninkrijk (Lukas 17:20-21). Mensen worden deel van dat Koninkrijk als zij de heerschappij van God aanvaarden over hun leven. Als ze gaan leven volgens Gods normen en waarden. Ingaan in het Koninkrijk betekent een nieuw leven ontvangen, een eeuwig leven (Johannes 3:5). Jezus zei dat een mens het Koninkrijk van God moet binnen gaan door het te ontvangen ‘als een kind’ (Mattheüs 19:14). Jezus zei dat een mens Gods Koninkrijk niet binnenkomt op grond van zijn goede eigenschappen of persoonlijk inzicht, maar enkel en alleen door Gods liefde en genade. Mensen gaan dat Koninkrijk van God binnen omdat God hen daar uit liefde wil hebben (Lukas 12:32). Zij gaan daar binnen als ze bereid zijn te ontvangen wat God hen in genade wil geven, zonder daar zelf iets tegenover te kunnen stellen. Dit zijn de belangrijkste thema’s uit de boodschap van Jezus. God heeft het verlorene lief en zoekt het behoud van ieder mens (Lukas 15). Veel mensen hebben zich geërgerd aan de boodschap van Jezus. Zij gingen uit van het ‘voor wat, hoort wat’ principe. Het zit er bij ons ingebakken om onszelf voor God beter voor te doen dan we zijn, om zo rechten te schep pen om Gods liefde te ontvangen. Dan is Gods liefde eigenlijk iets waar we recht op hebben en zijn redding een vanzelfsprekendheid. Maar Jezus wijst deze gedachte duidelijk van de hand (Mattheüs 5:20). Jezus is niet gekomen voor beste, brave mensen, maar voor zondaren! ‘Wie gezond zijn hebben geen dokter nodig, maar wie ziek zijn’ (Markus 2:17). Waar het allemaal om draait vat Jezus samen in Zijn oproep tot berouw, omkeer en geloof in het Evangelie.
De oproep tot bekering geldt voor iedereen
Bij Johannes de Doper had de oproep tot bekering voor veel problemen gezorgd en bij Jezus zou het al niet veel anders zijn. Veel mensen die eigenlijk wel iets in Jezus’ boodschap en woorden zagen, meenden dat een oproep tot bekering niet voor hen kon gelden. Voor tollenaars misschien, of de hoeren, of voor slechte zondaren. Maar voor burgers die netjes leefden en trouw waren aan de tradities van hun voorvaderen was zoiets niet nodig. Een oproep tot berouw, een totale ommekeer, was voor hen een regelrechte belediging. Zij zagen Jezus’ oproep in het licht van hoe de mensen elkaar zien. Voor het oog kunnen we nette mensen zijn, maar God ziet ons aan zoals Hij ons oorspronkelijk geschapen heeft! Wij zijn geschapen naar het beeld van God (Genesis 1:27). Nu wij niet meer beantwoorden aan dat beeld, hebben wij schuld tegenover God. God kan geen omgang hebben met het onvolmaakte, onvolkomene en onzuivere. Niet met de zonde, en dus ook niet met de zondaar (degene die de zonde doet). Dat is juist de reden van de komst van Jezus Christus. Hij kwam naar deze wereld om de kloof tussen God en de mensen te overbruggen door Zijn leven te geven aan het kruis. Alleen door Hem is er weer verzoening met God en redding voor ons leven mogelijk. Daar wees Jezus voortdurend op! Bekering is een radicale verandering van iemands leven (Johannes 3:3). Een onvoor waardelijke omkeer van 180 graden, als antwoord op de liefde van God. Jezus heeft op allerlei manieren dat goede nieuws bij de mensen gebracht. In het begin van Zijn optreden ging de Heere Jezus naar Nazareth, het dorp waar Hij was grootgebracht. In de synagoge werd de Heere Jezus gevraagd om op de sabbat de schriftlezing te doen (Lukas 4:16-21). Hij koos daarvoor een gedeelte uit Jesaja, waarin ook wordt gesproken over de blijde boodschap van God. Duidelijk wees de Heere Jezus op de tijd die nu aangebroken was. Het Koninkrijk van God zal niet ongemerkt voorbijgaan. Jezus benadrukte dat opnieuw. Toen Johannes de Doper vanuit de gevangenis nog eens liet vragen aan Jezus of Hij werkelijk de Messias was, gaf Hij als antwoord: ‘Ga heen en bericht Johannes wat u gezien en gehoord hebt, namelijk dat blinden ziende worden, kreupelen kunnen lopen, melaatsen gereinigd worden, doven kunnen horen, doden opgewekt worden en aan armen het Evangelie verkondigd wordt.’ (Lukas 7:22). Jezus’ woorden waren onlosmakelijk verbonden met Zijn daden. De tekenen die Jezus deed waren een duidelijke onderstreping van Zijn boodschap. De wonderen die Hij deed waren de belichaming van Zijn eigen boodschap. Jezus wees op de innerlijke vrede die mensen ontvangen zouden door het geloof in Hem en de vergeving van de zonden. De basis onder dit nieuwe leven is een nieuwe verhouding tot God (de wedergeboorte). Jezus wees erop dat via Hem er weer een nieuwe relatie mogelijk is met God. Hij sprak dan vaak over Zijn Vader. De God over Wie Hij sprak was machtig en allerovertreffend, maar geen vaag goddelijk wezen dat overal en nergens is. De God en Vader van de Heere Jezus is een Persoon, en daarom kan een relatie met God ook alleen maar een persoonlijke relatie zijn.
De liefde tot God en de naaste
In de Bergrede benadrukte Jezus hoe zorgzaam God is voor de mensen die Hem met hart en ziel willen volgen (Mattheüs 5:1-12). Jezus wees Zijn discipelen op het belang van discipel schap. Het koninkrijk van God moet ook gestalte krijgen in hun leven. Jezus leerde aan Zijn discipelen de navolging van Hem. Jezus heeft veel gezegd over de persoonlijke verhouding van mensen tot God. Hij heeft ook de waarde van de verhouding onderling benadrukt. Toen mensen Hem hier naar vroegen antwoordde Jezus: ‘U zult liefhebben de Heere, uw God, met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede, hieraan gelijk is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangen heel de Wet en de Profeten’ (Mattheüs 22:34-40 en Lukas 10:24-37). In de zaligsprekingen verdiept Jezus de Wet tot in het hart (Mattheüs 5:21). Zijn omgang met de Wet en het onderwijs daaruit is van zo’n totaal andere orde dan de Farizeeën.
Opmerkelijk genoeg was Jezus graag en regelmatig bij de samenkomsten in de synagoge. Dat zou Hij vast niet hebben gedaan als Hij het fundamenteel oneens was met wat daar gebeurde. Daar ligt ook voor ons een belangrijk argument om de bijeenkomsten van de christelijke gemeente te bezoeken! In de samenkomst van de gelovigen wil God tot ons spreken en iets van Zijn tegenwoordigheid laten ervaren. In Zijn onderwijs ging Jezus uit van het gezag van de Oudtestamentische geschriften. Hij gebruikte termen en geloofsbegrippen die deel uitmaakten van de joodse geloofstraditie. Vaak corrigeerde Jezus de verkeerde gedachten van de mensen. Hij probeerde hen weer terug te brengen bij de bron. In Jezus’ tijd was de oude joodse wet aangevuld met talloze extra regels. Meestal om de oude bepalingen aan te passen aan de actualiteit. Jezus wees de mensen op de waarde van het geloof vanuit het hart. Niet alleen de uiterlijke naleving van regels op zich is belang rijk, maar de bekering van ons hart. Jezus wilde dat in Zijn volgelingen iets zichtbaar zou worden van Zijn opofferende liefde. Jezus roept Zijn discipelen niet alleen op om hun eigen leven doel en zin te geven. Ook spiegelt Hij hun geen gemakkelijke weg voor. Hij verzekert hen echter wel: ‘Neem Mijn juk op u, en leer van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en u zult rust vinden voor uw ziel; want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht’ (Mattheüs 11:29-30).
De uitwerking van de boodschap
De uitwerking van de boodschap van de Heere Jezus was verschillend. We lezen van mensen die met verslagenheid reageerden terwijl anderen Jezus’ boodschap afwezen als een leugen. Jezus realiseerde zich dat en legde de oorzaak uit aan de hand van een voorbeeld. Hij vertelde van een zaaier die naar zijn land ging om te zaaien (Mattheüs 13:1-9 en 18-23 en Markus 4:1-8 en 13-20 en Lukas 8:4-8 en 11-15). Een bekend beeld in Israël. De zaaier die met vlugge hand het zaad strooit op de akkers. Vanuit een draagzak op zijn heup nam hij een handvol zaad en strooide dat in een halve boog over de akker. Dat zaad viel op verschillende soorten grond. Een deel van het zaad viel langs de kant van de weg die langs de akker liep. Daar werd het vertrapt door de mensen of weggepikt door de vogels. Een ander deel van het zaad viel op de harde steenachtige rotsbodem, dat met een heel dun laagje aarde bedekt was. Dat zaad ontkiemde wel, maar de worteltjes vonden geen vocht (Lukas 8:6). Daarom verdorde het. Een derde deel van het zaad viel op een stuk grond waar nog het zaad van doornstruiken en onkruid in verborgen was. Toen dat zaad opgroeide, groeiden de doornen ook op. Zij bleken sterker dan het zaad, zodat de jonge plantjes geen sappen meer kregen en verdorden. En eindelijk: het vierde deel van het zaad viel in de goede aarde die gezuiverd was van het onkruid, en waar voedsel genoeg was. Zo kon het ontkiemen en gaf het vrucht, het één honderd, het ander zestig en het ander dertigvoudig. Nadat Jezus dit voorbeeld verteld heeft, vragen Zijn discipelen wat Hij hiermee bedoelt. Jezus geeft hen dan de uitleg. Het gaat hier om een geestelijke betekenis van dit voorbeeld. Het geheel brengt de wording en de groei van het Koninkrijk van God in beeld. Het Koninkrijk van God komt niet met het zwaard, maar met het woord van God (Mattheüs 13:19). Met de zaaier bedoelt Jezus zichzelf. Het goede zaad is de boodschap van het evangelie, de prediking van het Koninkrijk. Het zaad wordt uitgestrooid. Zo wordt het evangelie van Gods liefde en redding aan alle mensen gebracht. Het zaad wordt gestrooid door de zaaier. Dat is allereerst de Heere Jezus zelf. Hij is het die de mensen het Evangelie bracht. Maar na Hem ook zijn discipelen en overal waar het Woord van God gebracht wordt, wordt het zaad gestrooid. Dat zaad valt vervolgens op verschillende plaatsen: Eerst lezen we van de harde weg. Daar bedoelt Jezus (geestelijk) harde en onverschillige mensen mee. Dat zijn mensen die de boodschap van Jezus direct afwijzen. Ze sluiten zichzelf af voor de boodschap van Gods genade en redding. Op die harde weg krijgt het zaad geen enkele kans. Zij horen het wel maar het doet hen niets. Het gaat het ene oor in en het andere weer uit. Er blijft niets van zitten in het hart. Het wordt door de vogels weggepikt. Met deze vogels bedoelt Jezus de satan (Mattheüs 13:19 en Markus 4:15). Hij probeert het Woord van God direct uit ons hart weg te pikken zodat het geen wortel kan schieten. Vervolgens is er het zaad dat valt op een steenachtige plaats. Daar bedoelt Jezus een mens mee die het woord wel even oppervlakkig ontvangt, maar die geen voeding aan het zaad geeft, zodat het verdort omdat het geen wortel heeft. Even is er enthousiasme bij het horen van de boodschap, maar al snel is het nieuwtje eraf en gaan we weer over tot de orde van de dag (Mattheüs 13:21). Het raakt hen even, maar ze missen elke geestelijke diepgang. Als er tegenslag of verdrukking komt, storen ze zich daar al aan en spoedig verdwijnt het geloof. Ze kunnen geen bespotting of tegenwerking omwille van het geloof verdragen. Het plantje heeft geen diepgang. Het zaad verdort! Dan is er het zaad dat valt in een doornachtige omgeving. Dat is het zaad dat overwoekerd wordt door het onkruid. De boodschap van het Woord van God wordt wel gehoord, en het zaad komt ook wel in het hart, maar de zorgen en moeiten van het dagelijks leven of het genieten van de wereld neemt het hart zo in beslag dat het de Boodschap verstikt (Mattheüs 13:22). Het zaad krijgt niet de ruimte, omdat alle andere dingen in het leven de aandacht opeisen (Markus 4:19 en Lukas 8:14). Zo wordt het zaad verstikt. De Heere Jezus heeft de mensen vaak gewezen op een gedeeld leven. ‘Gij kunt niet God dienen en het geld’. Als het hart vol is van wereldse gedachten is er geen ruimte voor het ‘Koninkrijk van God’. Tot slot is er het zaad dat in goede aarde valt. Daar worden de men sen mee bedoeld die met een gelovig hart het Woord van God dankbaar aannemen en er iets mee doen. Het doortrekt hun leven. Dat zijn de mensen die ook vrucht gaan dragen van het geloof (Markus 4:20). Het zijn de mensen waar het zaad van het Woord van God valt in een goede aarde. Hier komt de boodschap volledig tot zijn recht. Het sluit aan bij het hart. De Boodschap van redding en verlossing door Jezus Christus wordt in hun hart aangenomen met vreugde en blijdschap. Er komt een antwoord op de genade van God die Hij aanbiedt door het offer van Zijn Zoon. In hun leven zie je vruchten van geloof en bekering. Vruchten van een nieuw leven. Bij het Koninkrijk van God komt het steeds op twee dingen aan. Het zaad en de grond. Daar waar het zaad ontkiemt en groeit, daar is het Koninkrijk. Het zaad is zaad met kiemkracht. Als het zaad in de goede grond valt wordt het Koninkrijk geboren. Voor de discipelen was deze gelijkenis een duidelijke les. Ze zagen het om zich heen gebeuren. Nu wisten ze hoe het kwam dat zoveel mensen zich van de boodschap van Jezus niets aantrokken. Dat was niet de schuld van de Zaaier, het lag ook niet aan de kwaliteit van het zaad. De toestand van de bodem, die is allesbeslissend. En dat is een belangrijke les!
Tot slot
Jezus was een rabbi met een heldere, duidelijke boodschap. Een boodschap die betrekking heeft op de diepste vragen van het leven. Het gaat om het eeuwig behoud van mensen. Alleen door het geloof in Jezus Christus is redding en eeuwig geluk voor mensen. Jezus kwam naar deze aarde, om te zoeken en zalig te maken wat verloren was (Lukas 19:10). Dat heeft Hij op allerlei manieren aan de mensen duidelijk gemaakt. Hij heeft het geïllustreerd door de tekenen en de wonderen. Hij heeft Zijn boodschap gepredikt met woorden. Maar de reactie van de mensen is allesbeslissend! Wat is uw reactie op de boodschap van Jezus?