Inleiding

We hebben in de vorige les gezien dat de laatste gebeurtenissen in het Oude Testament zich afspelen in de tijd dat de Perzen het land Israël regeerden. Het Perzische rijk heeft zo’n 200 jaar bestaan. Er is ons vanuit de Bijbel weinig bekend over de 4 eeuwen voor de geboorte van Christus. Zoals we weten is het volk Israël in kleine groepen teruggekeerd naar hun land. Precies zoals de profeten hadden voorzegd. God heeft waargemaakt wat Hij door de profeten heeft beloofd (Jesaja 44-47).
Als de Israëlieten eenmaal terug zijn in hun land beginnen ze met de herbouw van de tempel en de bestudering van de wet van God (Ezra 3). Echter, de joden wilden bij de bouw van de tempel geen hulp van andere volken.

De Samaritanen

Terwijl het volk van Israël in ballingschap weggevoerd werd zijn er andere volken in Kanaän gaan wonen. Bij de terugkeer van de Israëlieten is er een groep Joden geweest die zich vermengd heeft met deze volkeren. Door deze vermenging van Joden met heidenen ontstond het volk van de Samaritanen, genoemd naar de stad Samaria, de hoofdstad van het Noordrijk. De ‘zuivere’ Joden wilden echter geen omgang met de Samaritanen, temeer omdat de Samaritanen ook hun godsdienst hadden vermengd met heidense invloeden. Het volk van Israël was het volk van God. God had hen al vaak gewaarschuwd voor vermenging met de heidenen. Niet dat deze mensen op zich slechter waren dan de Joden, maar om te voorkomen dat heidense elementen de dienst van de Heere zouden wegdringen. We lezen in Leviticus 18:25-27 en Deuteronomium 7:3 dat de Heere aan Israël verbood om zich te vermengen met de heidenen. We lezen in Ezra 9 dat er toch weer zo’n vermenging plaats vond. Het volk was nog maar net terug in hun eigen land, en toch vermengden ze zich al weer met heidense invloeden. Ezra wees het volk op de woorden van God en bad God om vergeving (Ezra 9:6). Zo werden de Samaritanen ook uitgesloten van het mee bouwen aan de herbouw van de tempel (Ezra 4).

De Heere is genadig

We lezen in de bijbel dat in die tijd de stad Jeruzalem weer is herbouwd (Nehemia 3). Tijdens een feestelijke plechtigheid leest Ezra, de schriftgeleerde, voor uit het wetboek van Mozes (Nehemia 8:6). Hierop wordt het verbond met God opnieuw gesloten en het volk belooft plechtig trouw aan de HEERE hun God (Nehemia 10). Het volk is diep onder de indruk van de trouw van God. Hij heeft Zijn volk teruggebracht in het land dat ze om eigen schuld hadden moeten verlaten. De Heere heeft
hen wel gestraft, maar God blijft getrouw aan Zijn verbond. En daar is het volk nu vol verwondering getuige van. De Heere God denkt aan Zijn verbond, met Abraham, Izaäk en Jakob. God heeft beloofd dat uit Israël Zijn Zoon geboren zal worden Die zal komen naar deze wereld om de kloof tussen God en mensen, die ontstaan is in het paradijs, te overbruggen. Naar Hem verwezen alle profeten als de Messias, de Verlosser. Hij zou Zijn leven geven als een offer aan het kruis op Golgotha.
Israël heeft het niet verdiend en wij ook niet, maar God is de genadige God die Zijn verbond houdt. In de geschiedenis van Israël zien we hoe de mens het er vanaf brengt; zonde, ontrouw en schuld. We zien daartegenover nadrukkelijk Gods liefde, genade en trouw. Deze liefde, genade en trouw komen voort uit het offer dat Jezus Christus bracht aan het kruis op Golgotha. Dat maakt tegelijk de zonden heel aangrijpend. Als we zien wat het God heeft gekost om de schuld te vergeven en de mens weer in het reine te laten komen met Hem, wordt de zonde te gruwelijk om nog te doen. Dan zie je de zonde in het licht waarin God ze ziet. Het kostte de dood van Zijn enige Zoon! Dan is zondigen niet meer goedkoop. Vergeving is ook geen receptje dat je uit de kast kunt halen om je lei schoon te vegen om daarna weer op dezelfde voet verder te gaan. Daar hebben de profeten het volk ook steeds op gewezen. Ze wezen op het offer dat nodig was om de zware schuld te verzoenen. De vergeving door het bloed van Jezus Christus. Daarom is de komst van de Messias zo belangrijk.

De opkomst van Griekenland

Toen het Perzische rijk naar het westen opdrong, kwamen ze in con¬tact met Griekenland. De Grieken vochten hard terug om hen uit hun gebied te houden. Onder de bekende keizer Alexander de Grote (336-323 v.Chr.) werden door Griekenland grote overwinningen behaald. Een immens groot rijk ontstond; het rijk van de Grieken. Alexander was leerling geweest van de Griekse filosoof Aristoteles. Deze Griekse cultuur werd dan ook verspreid over het hele Griekse rijk. Vanaf die tijd werd er
ook overal in het Griekse rijk een nieuwe taal gesproken. In plaats van Aramees kwam nu het Grieks. Kort na de verdeling van Alexanders rijk kwam Israël onder het gezag van Ptolemeüs. Deze vorst was soepel en drong zijn ideeën niet aan de Joden op. Toch zien we in die tijd juist een opleving van het Joodse godsdienstige gevoelen. Door de bestudering van de wetten van God bleef het volk toch een aparte groep binnen het grote Griekse rijk. Het volk Israël was een theocratisch volk en dat wilde zeggen dat het volk zich wilde houden aan de geboden en inzettingen die de Heere hen gegeven had. Dat er in de praktijk niet veel van terechtkwam is iets anders. Het volk had een verbond met God en niet met aardse machten. Door juist de Thora, de eerste vijf boeken van Mozes te bestuderen kwam het volk weer bij het verbond dat de Heere God had gesloten met Abraham, Izaäk en Jakob. Deze verbondenheid aan God gaf een sterk godsdienstig gevoelen. Dit gevoelen werd no versterkt toen Antiochus (175-164 v.Chr.) aan de macht kwam. Antiochus behoorde tot het rijk van Syrië en voerde oorlog tegen Ptolemeüs. Hij zag zich als de verpersoonlijking van de Griekse hoofd god Zeus. Hij verplichtte ook de Joden om hem als zodanig te erkennen en toen ging het mis. De Heere had het volk geboden dat ze geen andere goden zouden dienen dan alleen Hem (Exodus 20:2-6). God was de koning van Israël. Juist door de bestudering van de wet van God kwam het volk tot de belijdenis: Alleen God is Koning. Het duurde niet lang of de vonk van verzet werd een vlam. In deze tijd werd ook de aandacht van Syrië steeds meer opgeëist door de Romeinen.

Het Romeinse Rijk

In het begin van zijn bestaan had Rome alleen maar betekenis binnen het huidige Italië. In 338 voor Christus beheersten de Romeinen al een kwart van Italië, en zij werden steeds sterker. Na de overwinning op Carthago in de tweede eeuw voor Christus breidde de macht van de Romeinen zich sterk uit. In 63 voor Christus veroverde de Romeinse generaal Pompeus het gebied ten oosten van de Middellandse zee, inclusief Israël. Zo kwam het gebied van Israël onder controle van Rome. Van 166
tot 63 voor Christus was Israël onafhankelijk. Het werd hen eigenlijk toegestaan om hun land te regeren zonder beïnvloeding van het buitenland. Maar uiteindelijk werd ook het gebied van Israël onder heerschappij van Rome gebracht en dat maakte definitief een eind aan de joodse vrijheid. Pompeus stelde de hele regio onder het gezag van een Romeinse vertegenwoordiger. Uiteindelijk komt na allerlei verwikkelingen in 27 voor Christus de eerste Keizer Augustus Caesar (31 v.Chr. – 14 n.Chr.) aan de macht. Als vertegenwoordiger voor de regio waar Israël onder valt wordt Herodes de Grote (37-4 v.Chr.) aangesteld. Herodes verfraaide Jeruzalem weer en herbouwde zelfs de tempel met enorme schittering en pracht. Herodes was bijzonder bang voor rivaliteit. Hij had een wreed karakter en was jaloers. Na de dood van Herodes de Grote, werd het land verdeeld over zijn drie zonen. In Judea regeerde Archelaüs (4 v.chr. – 6 n.Chr.), de bekendste stadhouder. In Galilea kreeg Herodes Antipas (4 v.Chr.-39 n.Chr.) de regering. Hij wordt in het Nieuwe Testament genoemd omdat hij Johannes de Doper heeft laten onthoofden. Ook de Heere Jezus heeft voor hem terechtgestaan. De derde vorst was Filippus (4 v.Chr. – 34 n.Chr.) die het noordoosten bestuurde. De wereld waarnaar Jezus kwam werd gedomineerd door het Romeinse Rijk. Tijdens de geboorte van Christus was Augustus keizer van dit Romeinse rijk. De Romeinen zetten een netwerk van zeeroutes en wegen op. Dit waren goed aangelegde en onderhouden wegen met mijlstenen.

De Joodse groepen

Alle religieuze joden waren het eens over de Thora, de wet van God, maar er waren verschillende groepen binnen het volk, met verschillende ideeën over de invulling van de wet. We weten vanuit de Bijbel dat er drie groepen waren; de Sadduceeën, de Farizeeën en de Schriftgeleerden.
• DE SADDUCEEËN: De Sadduceeën geloofden in tolerantie en compromissen met de regerende macht. Ze kenden wel de eerste vijf boeken van Mozes, maar aanvaarden niet de gegroeide traditie. Een groot gedeelte van de Oudtestamentische boeken had voor hen geen waarde. Zij waren bijzonder liberaal. Ze geloofden niet in de opstanding uit de doden en in engelen.
• DE FARIZEEËN: De Farizeeën waren in aantal aanzienlijk tijdens het leven van Jezus. Ook de Farizeeën waren geheel toegewijd aan de Thora, de wet van Mozes. Maar daarnaast kenden zij nog vele andere geschriften. Ze deden enorm hun best om overeenkomstig alle regels en uitleg van die boeken te leven. Bij de Farizeeën ging het dus om een bijzonder wettisch leven. En deze wetten legden ze ook de mensen op. Wilde je een ‘echte’ Jood zijn dan moest je alle regels en voorschriften van de Farizeeën navolgen.
• DE SCHRIFTGELEERDEN: De Schriftgeleerden hielden zich bezig met het opschrijven van de woorden van anderen. In de tijd van het Nieuwe Testament waren zij beroepsuitleggers van de wet. Ze bestudeerden burgerlijk en godsdienstig recht en namen beslissing over de toepassing daarvan. De Schriftgeleerden waren invloedrijke mensen en verschillende hadden zitting in de Joodse raad, het Sanhedrin. Het Sanhedrin bestond uit 70 personen plus een hogepriester die de voorzitter was. Zij hadden de bevoegdheid om binnen het Joodse rijk te berechten en vonnissen uit te spreken.

De Synagoge

De tempel in Jeruzalem was sinds de tijd van koning Salomo het centrum van de Joodse godsdienst. Maar niet iedereen kon dagelijks naar de tempel in Jeruzalem. Daarom werden er door het hele land synagogen gebouwd. Het waren eenvoudige gebouwen waar de wet werd gelezen en de gebeden werden gedaan. De synagogen werden echter nooit een vervanging van de tempel. Op de grote feestdagen trok het volk massaal naar Jeruzalem om daar de tempel te bezoeken. In het Nieuwe Testament lezen we dan ook van de Heere Jezus die als jongetje met Zijn ouders mee gaat naar de tempel (Lukas 3:41-42).

Het Nieuwe Testament

We hebben in een van de eerste lessen gezien dat het Oude en het Nieuwe Testament eigenlijk boekenkasten zijn. En in zo’n kast staan verschillende boeken. Zo ook met het Nieuwe Testament. Wanneer we over het leven en het onderwijs van de Heere Jezus willen lezen, hebben we vier verschillende boeken tot onze beschikking. Eén Evangelie met vier perspectieven, die van Mattheüs, Marcus, Lukas en Johannes. Elke schrijver had zijn eigen doel met het opschrijven van de gebeurtenissen. Als we alle Evangeliën naast elkaar leggen krijgen we een boeiende beschrijving van het leven van de Heere Jezus. Het Nieuwe Testament begint met de voorbereiding op de komst van de Heere Jezus Christus, als de vervulling van de Oudtestamentische belofte. Naast de vier Evangeliën staan er nog 23 andere boeken in het Nieuwe Testament. Daarover later in de cursus meer.

De Evangeliën

Zoals we al zagen kennen we in het Nieuwe Testament vier invalshoeken van het Evangelie. Vier boeken die geschreven zijn rondom de Persoon van Jezus Christus. Voor we de inhoud van die vier Evangeliën gaan doornemen hier even een kort overzicht:

Mattheüs

We weten dat hij één van de twaalf discipelen (volgelingen van de Heere Jezus) was. Mattheüs was een belastingambtenaar. We weten vanuit de Bijbel dat de Heere Jezus hem zelf geroepen heeft bij zijn werk vandaan om Hem te volgen (Mattheüs 9:9-13). Van hem hebben we een goed geordend document dat ons een duidelijk beeld schetst van het leven van Jezus. Het is het meest uitvoerige Evangelie. Mattheüs begint reeds voor de geboorte van Jezus en ëindigt na de dood en opstanding van de Heere Jezus (Mattheüs 28:19). Mattheüs haalt het Oude Testament aan wanneer hij een gebeurtenis ziet als een vervulling van een passage daaruit. Bijvoorbeeld wanneer de engel Gabriël aan Maria de komende geboorte van Jezus aankondigt, haalt Mattheüs vanuit het Oude Testament de woorden van Jesaja 7 aan: ‘Zie, de maagd zal zwanger worden en een Zoon baren, en
u zult Hem Immanuel noemen; vertaald betekent dat: God met ons’ (Mattheüs 1:23). Mattheüs laat ons zien dat de openbaring van Jezus Christus precies overeenkomt met de voorzegging van God in het Oude Testament. Dit was voor de joden in die tijd, maar ook nu voor ons van grote betekenis. Het gaat in het Nieuwe Testament om de vervulling van Gods belofte. En dan voornamelijk de belofte die betrekking heeft op Zijn eigen Zoon, de Heere Jezus Christus.

Marcus

Marcus geeft ons een heel menselijk beeld van Jezus. Hij laat zien dat Jezus doodmoe is, in slaap valt in een boot en boos is als de discipelen kinderen wegjagen die bij Hem willen komen. Marcus wijst ons nog op een belangrijk gegeven. We lezen in Marcus 8:27-30 dat Petrus (een discipel van de Heere Jezus) belijdt dat Jezus Gods Zoon en de Messias is. Nadat de Heere Jezus Zich duidelijk aan Zijn discipelen geopenbaard heeft mogen ze het nu zeker weten: ‘U bent de Christus, de Zoon van de levende God’ (Markus 8:29 / Mattheüs 16:16). Bovendien legt de evangelist Marcus, meer dan de andere evangelisten, nadruk op het lijden van de Heere Jezus.

Lukas

Lukas was, zoals we weten van Paulus, een dokter, een ontwikkeld man die heel verfijnd Grieks schreef. Hij meldt in zijn voorwoord dat hij schrijft om de volledige feiten over Jezus door te geven. Lukas beschrijft ons een speciale zorg en interesse voor de armen. Hij benadrukt ook het belang van het gebed (Lukas 11). Hij neemt ook drie gelijkenissen op over het gebed, die we niet in de andere Evangeliën lezen. Hij alleen geeft ons ook Maria’s danklied tot God toen ze zwanger was (Lukas 1:46-56), en een uitgebreide beschrijving van de geboorte van de Heere Jezus.

Johannes

Het evangelie van Johannes is geschreven door de apostel Johannes. Het evangelie van Johannes is heel anders dan de andere drie, zowel in de stof die is opgenomen, als in de manier waarop deze wordt beschreven. Johannes wijst ons al direct op het feit dat Jezus de Messias is. In hoofdstuk één wijst Johannes op het vlees geworden Woord van God. Hiermee bedoelt hij de Heere Jezus.

Tot slot

We hebben een begin gemaakt met het Nieuwe Testament. We hebben samen de laatste 4 eeuwen doorlopen voor de geboorte van de Heere Jezus Christus. In deze periode is er veel gebeurd. Het Oude Testament eindigt met het boek Maleachi. Hierin lezen we duidelijk de hoop op de komst van de Messias. ‘Plotseling zal naar Zijn tempel komen die Heere Die u aan het zoeken bent.’
(Maleachi 3:1,2 en 4:5).

Zo’n vierhonderd jaar gaan voorbij zonder dat er nog een teken is van dat komen, maar wanneer het Nieuwe Testament begint is er een gegons van opwinding. Er is iets gaande; de beloften van God, lang geleden gedaan, staan op het punt om te worden vervuld. De spanning is merkbaar. De Heere komt terug op Zijn belofte. Allereerst de moederbelofte in het paradijs. De vijandschap die er zou komen tussen de satan en het zaad van de vrouw. En het zaad van de vrouw zal de satan de kop vermorzelen. De overwinning was er. Maar deze belofte wachtte nog op haar vervulling. Door het geloof mochten alle Oudtestamentische gelovigen uitzien en vooruitzien naar de komende Messias die door Zijn offer vergeving zou bieden. En steeds heeft God het volk herinnerd aan deze belofte. Op allerlei manieren heeft God datgene wat komen zou laten afbeelden.
De hele offerdienst was daar een symbool van. Nu zal echter het moment aanbreken waarop al deze beloften vervuld zullen worden. Aan de directe komst van Zijn Zoon gaan echter nog een aantal gebeurtenissen vooraf. Ze zijn een voorbereiding op de komst van Jezus Christus. Over die voorbereiding zullen we het in de volgende les hebben. Daarna zullen we de werkelijke vervulling zien van de trouw en de genade van God in de komst van de Heere Jezus Christus.

In het Oude Testament wordt op drie manieren vooruitgekeken naar de komst van de Heere Jezus. Allereerst de diverse beloften dat Hij komen zal. Ten tweede de offerdienst waarin zichtbaar wordt wat Hij zal gaan doen. En ten derde wordt Zijn Persoon en werk ook zichtbaar in diverse bekende personen in het Oude Testament. Mensen als Jozef, Simson, David en Salomo laten iets zien van wie de komende Messias, Jezus Christus, straks zal zijn. Zij ‘typeren’ in hun leven een klein beetje naar wie er al die tijd wordt uitgezien. Een volmaakte Profeet, een volmaakte Priester en een volmaakte Koning in één!

De uitleg van de Bijbel,
speciaal voor kinderen

Ga naar ontdek de bijbel voor kinderen
Ontdek de bijbel voor kinderen

Vragen over de Bijbel? Stel ze gerust!

We kunnen ons voorstellen dat er vragen bij je bovenkomen tijdens je ontdekkingstocht. Als wij je kunnen helpen dan doen we dat graag.

Laat een reactie, opmerking of vraag achter via ons contactformulier. Dan zullen we daar zo snel mogelijk op antwoorden.

Stel je vraag